22832 |
vieren |
houden:
gəha.ldə (L246c Hegelsom)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
17768 |
vinger |
vinger:
viŋər (L246c Hegelsom)
|
vinger [RND]
III-1-1
|
24392 |
vlinder |
koggelenmug:
koͅgələmoͅx (L246c Hegelsom),
vlinder:
vlendər (L246c Hegelsom)
|
vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|
33412 |
voederbak voor de kippen |
meelbak:
meelbak (L246c Hegelsom)
|
De vaak gootvormige bak in het kippenhok waar men het kippenvoer indoet. [A 48, 16d]
I-6
|
34280 |
voer |
voer:
fo.r (L246c Hegelsom)
|
Veevoer. De samenstelling van dit voer is vevarieerd. Afval van hooi en stro, wortels van gras en graan, soorten zaad, zemelen en meel kunnen ingrediënten zijn. [N 5A II, 64a en 64b; RND 97; S 41; L 28, 45; JG 1d; monogr.]
I-11
|
21268 |
volk (mensen) |
mensen:
mî:nse (L246c Hegelsom)
|
volk [RND]
III-3-1
|
20294 |
vriend |
kameraad:
komərōͅt (L246c Hegelsom)
|
vriend(in) [RND]
III-3-1
|
23276 |
vroegmis |
eerste mis:
də iərstə mis (L246c Hegelsom)
|
vroegmis [RND]
III-3-3
|
21276 |
vrouw |
vrouw:
vrouw (L246c Hegelsom),
vruu (L246c Hegelsom)
|
vrouw [RND], [RND]
III-3-1
|
32188 |
wagenmaker |
radmaker:
rātmē̜kǝr (L246c Hegelsom)
|
De algemene benaming voor de vakman die karren, wagens en wielen vervaardigt en herstelt. Het woord stelmaker was ook bekend bij de respondenten uit Tegelen (L 270), Weert (L 289), Neer (L 294), Montfort (L 382), Limbricht (L 434), Genhout (Q 19b), Doenrade (Q 27), Oirsbeek (Q 33), Maastricht (Q 95) en Klimmen (Q 111). Het werd in de dialecten van die plaatsen echter niet gebruikt. Sommige zegslieden merkten ervan op dat het woord alleen in het zuiden van Nederlands-Limburg in plaatsen langs de Duitse grens gebruikelijk was. Reparaties aan de houten onderdelen van karren en wagens konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Nederweert (L 288), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Bocholt (L 317), Horn (L 325), Bree (L 360), Gerdingen (L 360a), Gruitrode (L 366), Kessenich (L 370), Maasbracht (L 377), Montfort (L 382), Meeswijk (L 424), Stein (Q 15), Geleen (Q 21), Schinnen ( 32), Nuth (Q 36), Amby (Q 102), Berg en Terblijt (Q 103), Margraten (Q 192) en Vijlen (Q 208). Defecte metalen onderdelen van karren en wagens werden doorgaans door de plaatselijke smid hersteld. Dit was het geval in: Blerick (L 269), Houtblerick (L 269a), Tegelen (L 270), Venlo (L 271), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Urmond (Q 14), Stein (Q 15), Schinveld (Q 30), Brunssum (Q 35), Maastricht (Q 95), Sibbe (Q 101a), Amby (Q 102) en Wittem (Q 204). In Waubach (Q 117a) werd dit werk door een bankwerker gedaan. Die noemde men schlosser (šlø̜sǝr). Zie ook het lemma ɛkoudsmidɛ in wld II.11, pag. 2.' [N G, 1a; N G, 2; Lu 5, 18a-b; A 27, 18a-b; RND 77; L 34, 18; monogr.]
II-12
|