31244 |
kolengat |
kolengat:
kǭlǝgat (L165p Heijen)
|
De plaats onder het smidsvuur waar de smeedkolen opgeslagen werden. Zie ook afb. 6. [N 33, 27]
II-11
|
19636 |
kolengruis |
gruis:
gry(3)̄s (L165p Heijen)
|
(kolen)gruis
III-2-1
|
31412 |
kolomboormachine |
kolomboormachine:
klǫmbǭrmǝšīn (L165p Heijen)
|
Stationaire boormachine waarbij de boorhouder beweegbaar op een kolom gemonteerd is. Het werkstuk kan bij deze boormachine in een, vaak in hoogte verstelbare, boortafel worden vastgeklemd. De kolomboormachine wordt vooral voor zwaar en zuiver boorwerk gebruikt. Zie ook afb. 122. Het betreft daar een kolomboormachine die met de hand wordt aangedreven. [N 33, 123]
II-11
|
17813 |
komen |
komen:
kommen (L165p Heijen)
|
komen [SGV (1914)]
III-1-2
|
19699 |
komfoor |
oliestel:
ólisteͅl (L165p Heijen)
|
petroleumtoestel
III-2-1
|
20764 |
komijnekaas |
juddespek:
jødəspɛk (L165p Heijen)
|
komijnekaas (scherts)
III-2-3
|
20005 |
konijn |
konijn:
kenijn (L165p Heijen),
knie(.)nd (L165p Heijen)
|
konijn [SGV (1914)]
III-2-1
|
21266 |
koning |
koning:
koning (L165p Heijen),
köning (L165p Heijen)
|
De zware staande as die bij de Hollandse molen de drijfkracht van de roeden overbrengt vanaf het aswiel via wieg of bovenbonkelaar en spoorwiel naar de rondsels van de staakijzers. Zie ook afb. 64.23. [N O, 50d; Sche 40; monogr.; A 42A, 14] || koning [SGV (1914)]
II-3, III-3-1
|
28400 |
koningin |
moer:
mōr (L165p Heijen)
|
Het enige volmaakt vrouwelijke dier in een bijenkolonie. Geslachtelijk is de koningin gelijk aan de werkbij, maar in het larvestadium is de aanstaande koningin gevoed met hoogwaardige voedingsstoffen, de koninginnegelei, en de werkbij niet. In ieder volk is slechts één koningin aanwezig. Haar enige taak bestaat in het leggen van eieren. Zij kan bevruchte of onbevruchte eieren leggen. Uit de bevruchte eieren ontstaan werkbijen of eventueel koninginnen, uit de onbevruchte komen de darren. Een koningin kan een leeftijd van vier à vijf jaar bereiken. Is zij niet meer in staat eieren te leggen en daardoor nutteloos geworden voor de kolonie, dan wordt de oude koningin vervangen door een nieuwe. [N 63, 12d; S 3, L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 12; R 3, 42; Ge 37, 37; A 9, 3; monogr.]
II-6
|