e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heijen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krentenbrood krentenbrood: krintenbroed (Heijen), krentenweg: krēntəweͅk (Heijen), pruimpjesweg: prymkəsweͅk (Heijen) krentebrood || krentenbrood [SGV (1914)] III-2-3
kreunen kreunen: kreunen (Heijen) kreunen [SGV (1914)] III-1-4
krijgen krijgen: kriegen (Heijen) krijgen [SGV (1914)] III-3-1
krom, met bochten krom: krŏm (Heijen), dof  krom (Heijen) krom [SGV (1914)] || krom (kromp, slom) [DC 35 (1963)] III-4-4
krommen krommen: dof  krommen (Heijen) krommen [SGV (1914)] III-4-4
krommen, ombuigen krommen: krommen (Heijen), ombuigen: umbugen (Heijen) krommen [SGV (1914)] || ombuigen [SGV (1914)] III-1-2
krompasser krompasser: krǫmpɛsǝr (Heijen) Passer met kromme benen waarmee de dikte van voorwerpen kan worden gemeten. Er bestaan twee uitvoeringen van de krompasser: één met veer en stelschroef en één met een scharnierpunt dat voldoende stroef is om de twee benen, na het uitzetten van de vereiste afmeting, in die stand vast te houden. De benen van de krompasser met stelschroef kunnen met een kartelmoer worden gefixeerd. Zie ook afb. 82. [N 33, 252c; N 64, 80b; N 66, 1b] II-11
kropgat kropgat: kropgat (Heijen) Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h] II-3
kruid (alg.) kruid: kruud (Heijen) kruid III-4-3
kruidenjenever bes: bēͅs (Heijen) bessenjenever III-2-3