19977 |
rammelaar |
rammelaar:
rèmməldər (L165p Heijen),
rémmelder (L165p Heijen)
|
konijn || konijn, mannetje [DC 04 (1936)]
III-2-1
|
34631 |
rammelkar |
rammelkar:
ramǝlkar (L165p Heijen)
|
Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92]
I-13
|
24626 |
rank |
rank:
rank (L165p Heijen),
räng (L165p Heijen)
|
rank [SGV (1914)] || ranken (v.e. wingerd) [SGV (1914)]
III-4-3
|
33580 |
ranken van de wingerd |
ranken:
ra.nk (sg) (L165p Heijen),
räng (L165p Heijen)
|
[SGV (1914)]wingerdrank
I-7
|
33207 |
rapen |
oprapen:
ǫprāpǝ (L165p Heijen)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
19558 |
rasp |
rasp:
rasp (L165p Heijen, ...
L165p Heijen)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met tandjes en putjes voor het bewerken van harde materialen, inz. metalen. Zie ook afb. 108. De grote rasp (Q 83) was van twee handvatten voorzien. Het blad van meer dan een meter lang was aan één kant grof en aan de andere kant fijn. Dit werktuig werd op heet ijzer gebruikt, bijvoorbeeld om koetsassen af te werken op de plaats waar zij geweld waren. [N 33, 85; monogr.] || rasp [SGV (1914)]
II-11, III-2-1
|
19839 |
raspen |
raspen:
raspen (L165p Heijen),
rijven:
rīvə (L165p Heijen, ...
L165p Heijen)
|
raspen || raspen (w.w.) [SGV (1914)]
III-2-1, III-2-3
|
31393 |
raspvijl |
rasp:
rasp (L165p Heijen)
|
Gereedschap waarvan de ene helft als vijl en de andere helft als rasp dient. Sommige raspvijlen hebben een blad dat aan één zijde als vijl en aan de andere zijde als rasp is uitgevoerd. Er bestaan ook uitvoeringen waarbij één helft van het blad als vijl is bekapt en het andere deel als rasp. [N 33, 100]
II-11
|
24367 |
rat |
rat:
rat (L165p Heijen)
|
rat [SGV (1914)]
III-4-2
|
31426 |
ratelboor, krekelboor |
ratelboor:
rǭtǝlbǭr (L165p Heijen)
|
Boorapparaat, bestaande uit een rechte spil en een dwars daarop staande hefboom. De spil is voorzien van een soort palrad. Aan de onderzijde ervan bevindt zich een boorhouder waarin een boorijzer kan worden geplaatst. Door de hefboom met de hand heen en weer te bewegen kan het boorijzer in een bepaalde richting worden gedraaid. De meeste ratelboren kunnen zowel links als rechts draaien. Het hele apparaat kan eventueel in een boorstelling worden geplaatst. Zie ook afb. 129. [N 33, 140; N 33, 142-143; N 33, 159; monogr.]
II-11
|