20230 |
rouwkleding |
rouwkleder:
rowkleer (L165p Heijen)
|
rouwkleding
III-2-2
|
21330 |
royaal |
gul:
gul (L165p Heijen),
royaal (<fr.):
rəjōāl (L165p Heijen)
|
gul [SGV (1914)] || royaal [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
24524 |
rozenbottel |
timpelteer:
ti(.)mpeltèèr (L165p Heijen),
ti.nteltèèr (L165p Heijen)
|
rozebottel
III-4-3
|
17767 |
rug |
rug:
rug (L165p Heijen, ...
L165p Heijen)
|
rug [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
32882 |
rug van het blad van de zeis |
rug:
røx (L165p Heijen)
|
De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b]
I-3
|
33198 |
rug, aangeaard stuk |
walletje:
węlǝkǝ (L165p Heijen)
|
De verhoogde rug of wal die ontstaat bij het aanaarden van de aardappelen. Bij holvoor(de) heeft betekenisoverdracht plaatsgevonden; het is eigenlijk de open voor naast de rug. [N 12, 27; monogr.]
I-5
|
21936 |
ruien |
ruizelen:
ruu.zele (L165p Heijen)
|
ruien
III-4-1
|
32578 |
ruige mest |
droge mest:
drø̄gǝ mest (L165p Heijen)
|
Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.]
I-1
|
33750 |
ruin |
ruin:
røn (L165p Heijen)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
ruiten:
rütten oas (L165p Heijen)
|
Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)]
III-3-2
|