e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heijen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaften schoften: schŏften (Heijen) schaften [SGV (1914)] III-3-1
schafttijd schofttijd: schŏfttied (Heijen) schafttijd [SGV (1914)] III-3-1
schande schande: schānd (Heijen) schande [SGV (1914)] III-3-3
schapen hoeden hoeden: høi̯ǝ (Heijen) Bedoeld wordt het laten grazen van de schapen, terwijl men ze bijeenhoudt. [N 77, 49; N 78, P 188 add.; monogr.] I-12
schede schede: schei (Heijen) scheede [SGV (1914)] III-2-1
scheen scheen: schin (Heijen), Scheenbeen.  schīn (Heijen) scheen [SGV (1914)] || scheen - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
schei scheien: sxęi̯ǝ (Heijen) Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr] I-13
scheiplank keerlatje: keerlatje (Heijen) Het plankje dat in de meelbak geplaatst wordt om het meel op te houden wanneer van zak verwisseld wordt. In sommige molens is aan de scheiplank een stok bevestigd die tot op de steenzolder reikt, zodat de molenaar vandaaruit kan scheiden. Zie ook afb. 83 en 84. [N O, 24d; A 42A, 42; Vds 165; Jan 171; Coe 156; Grof 187] II-3
schelden, schimpen schelden: schelden (Heijen, ... ), schimpen: schimpen (Heijen, ... ) schelden [SGV (1914)] || schimpen [SGV (1914)] III-1-4
schemering, valavond valavond: valaovend (Heijen) schemer, halfduister III-4-4