e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heijen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schil van een vrucht boest: boest (Heijen), buust (Heijen), schaal: schaol (Heijen), schil: schèl (Heijen, ... ) schil [SGV (1914)] I-7
schilderen, verven aanstrijken: ɛnstrikǝ (Heijen), verven: vęrvǝ (Heijen) Het oppervlak van voorwerpen ter conservering en kleurgeving bedekken met verf. [S 39; N 67, 64a; monogr.] II-9
schilderij schilderij: schilderej (Heijen) schilderij [SGV (1914)] III-3-2
schimmel schimmel: sxømǝl (Heijen) Paard met een geheel of overheersend witte of grijsachtige vacht. Naarmate de leeftijd vordert, neemt het wit toe; schimmels worden niet geboren, ze ontstaan mettertijd. De vosschimmel is wit met rode of bruinachtige vlekken. [JG 1a, 1b; N 8, 63a en 63b; S 31] I-9
schimmel (plantje) schimmel: schümmel (Heijen) schimmel (plant) [SGV (1914)] III-4-3
schip schip: schip (Heijen) schip [SGV (1914)] III-3-1
schitbossen schijtpollen: sxitpø̜l (Heijen) Bossen van welig opschietend gras in de weide, op plaatsen waar koedrek heeft gelegen. De koeien laten deze bossen vaak staan; ze worden dan later in het seizoen afgemaaid. Overal is het meervoud opgenomen; behalve waar uitdrukkelijk anderszins aangegeven. [N 14, 85; N 14, 123 add.; monogr.] I-3
schoen schoen: schoen (Heijen) Het kleine losse bakje onderaan het kaar dat tijdens het malen in schuddende beweging is. Het schoen staat de molenaar toe de graantoevoer naar de stenen te regelen. [N O, 19j; A 42A, 39; N D, 12; Sche 52; Vds 149; Jan 156; Coe 137; Grof 158; A 42A, 19] II-3
schoen: algemeen schoen: schōēn (Heijen) schoen [SGV (1914)] III-1-3
schoenen (mv.) schoenen (mv.): schōēn (Heijen) schoenen (mv.) [SGV (1914)] III-1-3