e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heijen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trap trap: smoal trap (Heijen) trap [een smalle ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
trapleer trapleer: traplēr (Heijen) trapladder, huishoudtrap III-2-1
trappaal trappost: trappōst (Heijen) De eerste, verzwaarde stijl van een trapleuning. [N 55, 137; monogr.] II-9
trechter trechter: trêchter (Heijen) trechter [SGV (1914)] III-2-1
trechter op de gierton trechter: trɛ̄xtǝr (Heijen) In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
trede trede: tręi̯ (Heijen) De ijzeren opstapper die bij de huifkar aan een van de berries is opgehangen. Bij het rijtuig maakt de trede deel uit van de bak. [N 17, 39; N G, 59d; monogr.] I-13
treiteren kastijden: Hal now ¯s óp mit die mè.jdjes te kastijje  kastijje (Heijen), kwellen: kwellen (Heijen) kwellen [SGV (1914)] || plagen, pesten III-1-4
trekhaak trekhaak: tre̜khǭk (Heijen) Soort van tang die wordt gebruikt bij het aanbrengen van de verhitte wielband rond de velg van een karwiel. De trekhaak bestaat doorgaans uit een metalen staaf van ongeveer 2 meter lengte waarvan één uiteinde plat is uitgesmeed en een weinig is omgebogen. Boven het gebogen uiteinde is een beweegbare haak aangebracht. Zie ook afb. 213. Bij het aanbrengen van de wielband wordt het gebogen uiteinde van de haak tegen de velg geplaatst, waarna de wielband met behulp van de haak rond het wiel getrokken wordt. [N 33, 277] II-11
trekharmonica monica: mōnica (Heijen) harmonica [SGV (1914)] III-3-2
trekken trekken: trèkken (Heijen) trekken [SGV (1914)] III-1-2