e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heijen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tweeling tweeling: twèlling (Heijen) tweeling III-2-2
tweespeen tweedemer: twēdēmǝr (Heijen) Koe die slechts uit twee spenen melk geeft. [N 3A, 66] I-11
tweetakrijn tweetakt: tweetakt (Heijen) Balanceerrijn of vaste rijn met twee rijntakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛvast werkɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15c; Vds 140; A 42A, 21; N O, 15b] II-3
twijg, jonge tak peits: piets (Heijen), rijs: rie.s (Heijen), twijg: twie.g (Heijen), wis: wis (Heijen) takje || twijg III-4-3
ui, ajuin look: look (Heijen, ... ), zwiebel: zwie.bel (Heijen) ui I-7
uienpannenkoek lookkoek: lōkkūk (Heijen) pannekoek met ui III-2-3
uier koemem: kumɛm (Heijen), uier: yi̯ǝr (Heijen), ø̜i̯ǝr (Heijen) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11
uieren uier krijgen: īr krīgǝ (Heijen) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uil katuil: katuul (Heijen), uil: uul (Heijen), ül (Heijen) uil [SGV (1914)] || uiltje III-4-1
uitbrander rappelement: Dries wie.r dör de pliesie thuus gebrócht én kreeg van Fât ¯n rabbelemé.nt, én nie zö zuunig  rabbelemé.nt (Heijen) berisping, reprimande, standje III-1-4