24387 |
vis, algemeen |
vis:
visch (L165p Heijen, ...
L165p Heijen)
|
visch [SGV (1914)] || visschen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
22413 |
vishengel |
gaard:
gèrt (L165p Heijen),
garde:
gèrt (L165p Heijen),
topgaard:
topgèrt (L165p Heijen),
visgaard:
visgèrt (L165p Heijen)
|
hengel [SGV (1914)] || vishengel
III-3-2, III-4-2
|
22852 |
viskorf |
viskast:
beun (vischkast) (onduidelijk of met het onderstreepte woord tevens een opgave bedoeld is]
vischkast (L165p Heijen)
|
beun (vischkast) [SGV (1914)]
III-4-2
|
22646 |
vissen |
vissen:
visschen (L165p Heijen)
|
visschen (ww.) [SGV (1914)]
III-3-2
|
20727 |
vlaai |
vlaai:
flāi̯ (L165p Heijen)
|
vlaai
III-2-3
|
24266 |
vlaamse gaai |
martkolf:
martkolf (L165p Heijen),
matkolf:
mâtkol (L165p Heijen),
meelkolf:
melkolf (L165p Heijen),
meerkol:
mérkol (L165p Heijen)
|
meerkol [SGV (1914)] || vlaamse gaai
III-4-1
|
21394 |
vlag |
vlag:
vlag (L165p Heijen, ...
L165p Heijen)
|
vlag [SGV (1914)] || vlag: Loopt Klaas voorop met de -? [DC 39 (1965)]
III-3-1
|
25003 |
vlak, gelijk |
vlak:
vlek (L165p Heijen)
|
vlak [SGV (1914)]
III-4-4
|
31547 |
vlakplaat |
vlakplaat:
vlakplǭt (L165p Heijen)
|
Vlakke, gietijzeren plaat die wordt gebruikt om de vlakheid van een werkstuk te controleren. Het werkstuk wordt daartoe over de met olie en een kleurstof ingesmeerde vlakplaat bewogen. De hoge plekken van het werkstuk worden zo met kleurstof gemerkt en kunnen vervolgens met het schraapstaal worden verwijderd. Zie ook afb. 206. [N 33, 344; N 64, 30b; N 66, 11b]
II-11
|