e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heijen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voorhoofd voorkop: vĕurkop (Heijen) voorhoofd [DC 01 (1931)] III-1-1
voorijzer voorijzer: vø̜rīzǝr (Heijen) Hoefijzer voor de voorhoef van het paard. De vorm van het voorijzer is doorgaans ronder dan dat van het achterijzer. Zie ook afb. 223a. [N 33, 353; N 33, 354a; monogr.] II-11
voorklauw voorklauw: vø̜rklǫu̯w (Heijen) Het voorste deel van de hoef. [N 3A, 119b] I-11
vooroverduikelen tuimelen: tümmelen (Heijen) tuimelen [SGV (1914)] III-1-2
voorpoten met dikke knie stalknieën: stalknēi̯ǝ (Heijen), stalpoten: stalpø̄t (Heijen) [N 3A, 143; monogr.] I-11
voorschoot schootsvel: sxots˲vɛl (Heijen), sxǫts˲vęl (Heijen) De doorgaans van leer vervaardigde voorschoot van de smid en loodgieter. [N 33, 4; N 64, 163a; L B1, 65c; monogr.] II-11
voorschoot, schort (alg.) scholk: scholk (Heijen), schortel: schortel (Heijen) voorschoot [SGV (1914)] III-1-3
voorstrengen trekkettingen: (enkelv)  trɛkkɛteŋ (Heijen) Aanvulling van het lemma voorstrengen in wld I.10: strengen waar het voorste van twee ingespannen paarden mee trekt en die aan de voorste schei of aan een haak in de berries van de kar of wagen zijn vastgemaakt. [N 17, 27] I-13
voorteken voorteken: vurteiken (Heijen) voorteeken [SGV (1914)] III-3-3
voortijdig een levend kalf ter wereld brengen te vroeg kalven: (de koe heeft) tǝ vrug gekalft (Heijen) [N 3A, 41b] I-11