25251 |
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) |
bunder:
boender (L165p Heijen)
|
bunder [SGV (1914)]
III-4-4
|
24459 |
bunzing |
bunzing:
bunzing (L165p Heijen, ...
L165p Heijen),
ulk:
ulk (L165p Heijen, ...
L165p Heijen),
ulling:
ulling (L165p Heijen),
ŭlling (L165p Heijen)
|
bunzing [DC 07 (1939)], [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] || ulk (bunzing) [SGV (1914)]
III-4-2
|
21245 |
bus |
bus:
bus (L165p Heijen)
|
bus: Wij moeten ons haasten om de - te halen [DC 27 (1955)]
III-3-1
|
20765 |
busbrood |
busweg:
bøsweͅk (L165p Heijen),
potweg:
poͅtweͅk (L165p Heijen)
|
busbrood, in bus gebakken brood || busbrood, witbrood gebakken in een ijzeren pot
III-2-3
|
21303 |
buskruit |
buskruit:
buskrüt (L165p Heijen),
pulver (<lat.):
polver (L165p Heijen)
|
buskruit [SGV (1914)]
III-3-1
|
33131 |
bussel kort stro |
walm:
walǝm (L165p Heijen)
|
Wanneer men het stro bijeengebonden heeft, ligt het graan op de dorsvloer, nog vermengd met eindjes kort stro, lege aren en kaf. Men harkt dan eerst de korte eindjes stro bijeen, en stopt deze in een bussel. Hier staan de benamingen voor deze bussel stro met harksel erin bijeen. [N 14, 29 en 33; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 48, 34.3b; Lu 2, 34.3b; monogr.; add. uit N 14, 25 en 28]
I-4
|
33129 |
bussel uitgedorst stro |
bos:
bos (L165p Heijen)
|
Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat]
I-4
|
20223 |
buurman |
buurman:
buurman (L165p Heijen)
|
buurman [SGV (1914)]
III-3-1
|
20241 |
buurt |
nabuurschap:
noaberschap (L165p Heijen)
|
buurt (in de ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
21305 |
buurten |
buurten:
buurten (L165p Heijen)
|
buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|