34627 |
de hoogkar doen achteroverslaan |
opslaan:
opslǭn (L165p Heijen)
|
De hoogkar doen achteroverslaan, zodat de berries omhoog steken. Het paard dient daartoe te worden uitgespannen, aangezien de bak van de hoogkar niet kantelbaar is. [N 17, 89]
I-13
|
21416 |
de hort op? |
op rabot (<fr.):
Van Dale: II. rabot (<Fr. ribote), (gew.) in de uitdr. op rabot zijn, gaan, aan de zwier zijn of gaan.
op rabat (L165p Heijen),
op schop:
op schūūp (L165p Heijen)
|
Uitdrukking voor: veel weg zijn; dikwijls niet thuis wezen (een dergelijke uitdrukking wordt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaak weg om dat goed te doen) [DC 28 (1956)]
III-3-1
|
34632 |
de kar wipt |
kippen:
(de kar) kipt (L165p Heijen)
|
Als de kar op een verkeerde manier geladen is (zie de lemmata te licht in de rug en te zwaar in de rug), heeft ze de neiging om te wippen. [N 17, 96 + 99]
I-13
|
34230 |
de melk inhouden |
in de hoorns trekken:
(de koe heeft) in dǝ hø̜n gɛtrǫkǝ (L165p Heijen)
|
Tijdens het melken plotseling geen melk meer geven, gezegd van de koe. [N 3A, 69; monogr.]
I-11
|
34231 |
de melk laten lopen |
(de melk) laten lopen:
lǭtǝ lōpǝ (L165p Heijen)
|
De melk uit de spenen laten vloeien. [N 3A, 70]
I-11
|
34626 |
de stortkar doen achteroverslaan |
opkippen:
ǫpkipǝ (L165p Heijen)
|
De kipbare bak van de stortkar doen kippen om de lading te lossen. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma kippen, storten in wld I.10. De kaart combineert de opgaven uit beide lemmata. [N 17, 88]
I-13
|
19640 |
de was blauwen |
(de) was blauwselen:
wäsch blausele (L165p Heijen)
|
blauwen [de wasch ~ ] [SGV (1914)]
III-2-1
|
19681 |
de was bleken |
bleken:
blēͅkə (L165p Heijen)
|
bleken
III-2-1
|
19716 |
de was doen |
wassen:
wasə (L165p Heijen)
|
wassen
III-2-1
|
19785 |
de was invochten |
invochten:
ienvōchte (L165p Heijen)
|
het vochtig maken van strijkgoed [DC 28 (1956)]
III-2-1
|