e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heijen

Overzicht

Gevonden: 2777
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donderwolk schoerenkop: schoe.rekop (Heijen) onweerswolk III-4-4
donderx donder: dōnder (Heijen) donder [SGV (1914)] III-4-4
donker, duisterx helsduister: Nèvve dieje wèg stôn gèn lichtpööl; dor is t s aoves hèlsduuster.  hèls(en)duuster (Heijen) aardedonker III-4-4
donkerbruine koe vale koe: vǭlǝ [koe] (Heijen) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131a] I-11
dood (bn.) dood: dood (Heijen), dø͂ͅd (Heijen), oremus: Hij was ooreemes vór we ’t ien de gaate hân (Heijen) dood [SGV (1914)] || dood (bijv.) [DC 03 (1934)] || hij was dood eer we het in de gaten hadden III-2-2
doodskist doodskist: dödskist (Heijen) doodskist III-2-2
doodskleed doodshemd: dotshemd (Heijen), doodskleed: dodskleed (Heijen) doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)] || doodskleren; hadden ze een bijzondere naam? [VC 30 (1964)] III-2-2
doof doof: doaf (Heijen) doof [SGV (1914)] III-1-1
dooien dooien: dūijen (Heijen) dooien [SGV (1914)] III-4-4
dooier dooier: doi̯ǝr (Heijen) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12