19686 |
emmer |
emmer:
emər (L165p Heijen),
eͅmər (L165p Heijen)
|
emmer
III-2-1
|
17775 |
enkel |
enkel:
eenkel (L165p Heijen),
īnkəl (L165p Heijen)
|
enkel [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
32625 |
enkele kunstmestsoorten |
slakken:
slakǝ (L165p Heijen)
|
In dit lemma is een aantal (verzamel)termen voor moderne kunstmestsoorten bijeengezet. De opsomming is verre van volledig, omdat naar het gebruik en de uitspraak van evt. regionale en algemene benamingen voor de verschillende kunstmeststoffen niet overal, noch genoegzaam werd geïnformeerd. [N 11A, 62b; N 11, 27 add.; N P, 8 + 9 add.; div.; monogr.]
I-1
|
33605 |
enten |
enten:
eenten (L165p Heijen)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
34047 |
enter |
eenwinter:
ēnwēntǝr (L165p Heijen),
ēwēntǝr (L165p Heijen)
|
Rund dat één jaar oud is. [N C, 9d; monogr.; add. uit N 3A, 15 en 20]
I-11
|
24971 |
ergens, hier of daar |
end:
ö.nd (L165p Heijen)
|
ergens, hier of daar
III-4-4
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
é.rt (L165p Heijen),
ɛrt (L165p Heijen)
|
erwt || Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5, I-7
|
20855 |
eten (ww.) |
eten:
ète (L165p Heijen),
èète (L165p Heijen)
|
eten [DC 35 (1963)], [DC 37 (1964)]
III-2-3
|
18047 |
etter |
etter:
etter (L165p Heijen)
|
etter [SGV (1914)]
III-1-2
|
26537 |
ezel |
bekstaak:
bɛkstāk (L165p Heijen),
ezel:
ēzǝl (L165p Heijen),
pijpenboom:
pīpǝn˱bōm (L165p Heijen)
|
Aambeeldachtig, stalen hulpgereedschap dat door metaalbewerkers wordt gebruikt om metalen platen te bewerken, kachelpijpen hun vorm te geven en te klinken, etc. Het bestaat uit een soort stang die in een bankschoef kan worden geklemd, in het aambeeldgat van het aambeeld kan worden geplaatst of onder een kram op de werkbank of het werkblok kan worden vastgezet. Het werktuig kan verschillende vormen hebben. Zo bestaan er uitvoeringen met ronde of vierkante doorsnede; ook kan de bovenzijde van het werktuig plat of rond zijn. De ezel is aan één, vaak ook aan beide kanten te gebruiken. Soms is er een bolle, hoekige of platte verhoging op aangebracht. Zie ook afb. 164. De informant uit Q 121 kende twee soorten koperslagersezels. De ene was voorzien van twee rechte banen, de andere van één rechte baan en een ronde kop. Beide ezels werden gebruikt voor het bewerken van plaatmateriaal. In L 210 lag de ezel in een houten blok en had het werktuig verschillende vormen: groot, kort, dik en dun. Ook de informanten uit L 246, L 266 en L 329 kenden ezels met ronde en vierkante kop. [N 33, 211; N 33, 238a-c; N 33, 242a-b; N 64, 37a-b; N 66, 18a-b; monogr.]
II-11
|