33670 |
gemeenteweide |
gemeentewei:
gemeentewei (L165p Heijen)
|
Weiland dat eigendom is van de gemeente. Een woordtype als vrijwei duidt erop dat men hier als kleine of arme boer zijn koeien vrij kon laten grazen. De informanten van Horn (L 325) en Maasbracht (L 377) zeggen echter dat men eertijds op gemeentewei de koeien kon laten grazen tegen een jaarlijkse vergoeding. [N 14, 60; A 10, 4; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
18958 |
gemene vrouw |
canaille (fr.):
Zij hèt mien uutgemakt vör èn knâllie
knâllie (L165p Heijen)
|
boosaardige vrouw, canaille
III-1-4
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
pachthof:
pāxthǫf (L165p Heijen)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
17560 |
geraamte |
geraamsel:
gerimsel (L165p Heijen)
|
geraamte, skelet [SGV (1914)]
III-1-1
|
18939 |
gereed |
klaar:
klaor (L165p Heijen),
kloar (L165p Heijen),
Ik bin klaor mit mien wé.rk
klaor (L165p Heijen),
vaardig:
Oej, oej, Nów ziede vèrrig (zit je in de boot) Wat hèdde mien nów vèrrig gemakt
vèrrig (L165p Heijen)
|
gereed || klaar [SGV (1914)] || klaar, af || klaar: Als je - bent mag je gaan spelen [DC 35 (1963)]
III-1-4
|
29055 |
geren |
geren:
gērǝ (L165p Heijen)
|
Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10]
II-7
|
34240 |
geronnen melk |
zure romen:
zūrǝ rōmǝ (L165p Heijen)
|
Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.]
I-11
|
32979 |
gerst |
gerst:
gārst (L165p Heijen)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
20312 |
geslachtsgemeenschap hebben |
aanspitsen:
ânspitse (L165p Heijen),
foeksen:
foekse (L165p Heijen),
naaien:
nääje (L165p Heijen),
opschrijven:
ópschrie.ve (L165p Heijen),
ritsen:
ritse (L165p Heijen),
roetsen:
roetse (L165p Heijen),
wiksen:
wikse (L165p Heijen)
|
gemeenschap hebben || gemeenschap hebben, paren
III-2-2
|
34063 |
geslachtsrijpe koe |
dekrijp (bijvgl. nmw.):
dɛkrīp (L165p Heijen)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|