18957 |
gluiperd |
luiperd:
Waord ów vör dèn luu.perd Dèn luu.perd hèt ów zoo bïj de bóks
luu.perd (L165p Heijen)
|
gluiperd, valsaard
III-1-4
|
34172 |
goed liggen |
goed liggen:
goed liggen (L165p Heijen)
|
Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51]
I-11
|
34120 |
goede vleeskoe |
klassige koe:
klasegǝ kuu̯ (L165p Heijen)
|
Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b]
I-11
|
21326 |
goedkoop |
goedkoop:
goejkoop (L165p Heijen)
|
goedkoop [SGV (1914)]
III-3-1
|
18954 |
goedzak |
dulpes:
Diejen dölpes stó.nd vör iedereen klaor
dölpes (L165p Heijen)
|
goedzak
III-1-4
|
17903 |
gooien |
smijten:
smieten (L165p Heijen),
werpen:
werpen (L165p Heijen)
|
werpen [SGV (1914)]
III-1-2
|
19570 |
gootsteen |
gootsteen:
gøtstēn (L165p Heijen),
spoel:
spyl (L165p Heijen),
spoelsteen:
spylstēn (L165p Heijen)
|
gootsteen || gootsteen, aanrecht
III-2-1
|
19705 |
gordijnstang |
roede:
rui̯ (L165p Heijen)
|
gordijnstang
III-2-1
|
21327 |
graaf |
graaf:
graaf (L165p Heijen)
|
graaf [titel] [SGV (1914)]
III-3-1
|
32973 |
graan, koren |
graan:
grǭn (L165p Heijen),
koren:
kōrǝ (L165p Heijen),
kǭrǝ (L165p Heijen)
|
Dit lemma bevat de termen die als verzamelnaam voor de verschillende graangewassen bruikbaar zijn. De benaming vruchten is algemeen gebruikelijk voor "veldvruchten, te velde staande graangewassen, graan" (Schuermans); ook de "korrels" worden eronder verstaan. Men gebruikt ook in dezelfde algemene betekenis het woord koren. ''Graan'' en ''koren'' worden vaak ter afwisseling, naast en voor elkander, dus met geheel dezelfde betekenis, gebruikt. Soms echter worden ''koren'' en ''graan'' juist tegenover elkaar gesteld; in dat geval duidt ''graan'' het algemene begrip aan, maar wordt met het ''koren'' een bepaalde soort van graan bedoeld, doorgaans het graan voor het dagelijks brood. In Limburg is dat de rogge. Vergelijk hier nog Lindemans (II, 5) "Koren is in ons taalgebied de naam van het dagelijks broodgraan. Door de eeuwen heen was het koren bij ons de rogge"; zie het lemma ''rogge'' (1.2.4). Vooral op grond van de voorbeeldzin "Ik heb zoveel oogst gezaaid" voor Q 77, zijn de vier opgaven van het type oogst in dit lemma opgenomen. Hel in ''helle vruchten'' betekent "hard". Zie vooral ook de lemma''s ''rogge'' (1.2.4) en ''tarwe'' (1.2.8) voor het semasiologisch overzicht van koren. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enqu√™tes in kaart gebracht.' [graan: JG 1a, 1b, 2c; L 1, a-m; L 32, 41; L 39, 41; S 11; Wi 53; monogr.; koren: L 1, a-m; L 4, 40; R [s], 91; S 19; Wi 51; monogr.; add. uit N 15, 8, 12, 13, 43 en 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2]
I-4
|