19511 |
hengsel |
hengsel:
hingsel (L165p Heijen)
|
hengsel [SGV (1914)]
III-2-1
|
33748 |
hengst |
hengst:
heŋst (L165p Heijen)
|
Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.]
I-9
|
34440 |
herdershond |
schaapshond:
sxǭpshōnt (L165p Heijen)
|
Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34438 |
herdersschopje |
schepersschupje:
sxēpǝrssxøpkǝ (L165p Heijen)
|
Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
24894 |
herfst, najaar |
herfst:
herrefst (L165p Heijen)
|
herfst (bamis(tijd), natijd, uitgang) [DC 39 (1965)]
III-4-4
|
24877 |
herik |
smele:
begrip in orde?
smeel (L165p Heijen)
|
herik
III-4-3
|
34145 |
herkauwen |
nirken:
nirkǝ (L165p Heijen),
nirkǝn (L165p Heijen)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
17779 |
hersenen |
hersens:
herses (L165p Heijen)
|
hersenen [SGV (1914)]
III-1-1
|
32952 |
het hooi is binnen |
is binnen:
es˱ benǝ (L165p Heijen)
|
Gevraagd werd naar de dialekt-weergave van de uitdrukking "Het hooi is binnen". In Q 100 vult de zegsman dan aan: "Het hooi is onder de pannen ... en den erme man is oet de sjuur." Het onderwerp van de gegeven uitdrukkingen is steeds: hooi. [N 14, 127]
I-3
|
20393 |
het huwelijk ontbinden |
afgaan:
afgaon (L165p Heijen)
|
scheiden
III-2-2
|