e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L413p plaats=Helchteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ladder leertje: lījǝrkǝ (Helchteren), varkensleertje: vɛrkǝslīrkǝ (Helchteren) Een ladder met bovenaan een lat waaraan een koord bevestigd is. Het geschoren en gereinigd varken wordt met de rug op de ladder gelegd. Als de achterste poten aan de bovensporten van de ladder zijn vastgesjord, wordt ze overeind gezet. Het varken komt met de snuit omlaag te hangen. [N 5aII, 62b; N 28, 64; N 28, 67; monogr.] II-1
ladderboom leerboom: līrbum (Helchteren), (mv)  līrb˙ym (Helchteren) Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b] I-13
lade schuif van een tafel: schuif van ne teufel (Helchteren) lade van een tafel [ZND 37 (1941)] III-2-1
laden laden: lǭi̯.ǝ (Helchteren) De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18] I-10
lading vracht: vraxt (Helchteren) Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.] I-10
lage, natte plekken in moeras kuil: kuil (Helchteren) De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b] I-8
lam lam: la.mp (Helchteren), lamp (Helchteren), lammetje: lɛmkǝ (Helchteren), schaapje: šǭpkǝ (Helchteren) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12
lammeren lammen: lamǝ (Helchteren) Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
lammetjespap boekweitspap: bogspap (Helchteren) Pap van boekweitmeel (lemmekespap?) [N 16 (1962)] III-2-3
lampenpit wiek: wik (Helchteren, ... ) De lampepit (ook wiek geheeten; Fr. mèche) [ZND 17 (1935)] || lampepit [ZND 01 (1922)] III-2-1