e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L413p plaats=Helchteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lui (lieden) mensen: rijke minsche (Helchteren) Rijke lieden [ZND 30 (1939)] III-3-1
luiden luiden: de klok loujen (Helchteren), loͅwə (Helchteren) De klok luiden. [ZND 30 (1939)] || Luiden. [ZND A2 (1940sq)] III-3-3
luiden voor de mis luiden voor de mis: het lout veur de mes (Helchteren) Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)] III-3-3
luilak luierik: ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)  luierik (Helchteren) luilak [ZND 01 (1922)] III-1-4
luisteren luisteren: goe(d) luisteren (Helchteren) goed luisteren [ZND 30 (1939)] III-1-1
luns leun: l ̇ø̄n (Helchteren) Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.] II-11
lust hebben om te luieren scheutig: scheutig (Helchteren) daar is hij niet scheutig op (niet verlangend om iets te doen) [ZND 42 (1943)] III-1-4
lusten lusten: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  lus (Helchteren) lusten (die soep lust ik niet) [ZND 30 (1939)] III-2-3
maagvliezen liezen: līzǝ (Helchteren) De vliezen die binnen in de boekpens zitten. [N 28, 83] I-11
maaibalk maaibalk: mē̜balǝk (Helchteren) De lange arm aan de maaimachine, voorzien van naar voren stekende driehoekige messen. Zie afbeelding 6, nummer 1. [N J, 1b; monogr.] I-3