e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L413p plaats=Helchteren

Overzicht

Gevonden: 2273
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
flambouw kaars: kars (Helchteren) Een flambouw (die in de processie wordt gedragen). [ZND 35 (1941)] III-3-3
flauw flauw: flew (Helchteren) meeps (flauw van smaak) [ZND 31 (1939)] III-2-3
fluim fluim: fløͅim (Helchteren) fluim [ZND A2 (1940sq)] III-1-2
fluisteren fezelen: Van Dale: fiezelen, (gew.) fezelen.  fiezelen (Helchteren) fluisteren [ZND 30 (1939)] III-3-1
fluit fluit: fleüt (Helchteren), fluitje: fleüteke (Helchteren) Fluit. [Willems (1885)] III-3-2
fluiten fluiten: flöten (Helchteren) Fluiten. [Willems (1885)] III-3-2
fokmerrie kweekmeer: kwikmēr (Helchteren) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b] I-9
fokzeug kweekzoog: kwēksō.x (Helchteren) Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.] I-12
fooi fooi: drinkgeld  fooi (Helchteren) fooi [ZND 35 (1941)] III-3-1
fortuin maken fortuin maken: fortuun make (Helchteren) Fortuin. [ZND 35 (1941)] III-3-1