e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L413p plaats=Helchteren

Overzicht

Gevonden: 2273
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knoop van de korenhalm knoop: (mv knyp)  knup (Helchteren) De verdikking die zich op regelmatige afstanden in de stengel van de korenhalm bevindt. Ook de opgegeven meervoudsvormen van de woordtypen knoop en knook zijn in het lemma opgenomen; cf. hoop met meervouden in het lemma ''molshoop in het grasland'' (2.5) in aflevering I.3. Zie afbeelding 2, c. [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
knorren knorren: knorren (Helchteren), knǫrǝ (Helchteren) Het natuurlijke geluid van een varken. [N 19, 23; Wi 56; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
knorrepot grijnzer: greezer (Helchteren) Een lastig persoon, een knorpot (greef?). [ZND 35 (1941)] III-1-4
knuppel, knots bengel: bengel (Helchteren), kluppel: kluppel (Helchteren), kløpəl (Helchteren) knuppel [RND], [ZND 36 (1941)] III-1-2
koe koe: kau̯ (Helchteren), kui̯ (Helchteren), køi̯ (Helchteren), kōu̯ (Helchteren), kǫu̯ (Helchteren) Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s] I-11
koe die pas gekalfd heeft vaars: vǫrs (Helchteren) Voor een aantal varianten van vaars zou men kunnen denken aan een woord vers. Het wnt (xx-1, blz. 2125) vermeldt ''vers'' in de betekenis van "jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft" (wnt xviii, blz. 72). Het onderscheid tussen vers- en vaarsvarianten is niet altijd even duidelijk. Daarom is er gekozen voor één woordtype vaars.' [A 4, 16; L 20, 16] I-11
koe die tweemaal heeft gekalfd van (het) tweede kalf: van ǝt twīdǝ [kalf] (Helchteren) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) resp. (kalf) de lemmata ''koe'' (3.3.1) en ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 26a; N C, 14b] I-11
koeherder koeherd: kǫu̯whērt (Helchteren), kǫu̯ɛ̄rt (Helchteren) Zie ook het lemma ''koewachter, veeknecht'' (1.3.14) in wld I.6, blz. 23-25. [N 3A, 12b; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
koekenhort, vlaaienhort wis: wes (Helchteren) Doorgaans van witte wissen gevlochten onderzetter, waarop vers gebakken vlaaien of pannenkoeken worden gelegd om af te koelen. [N 40, 97; N 40, 118; N 40, add.; L 1u, 100; L 1a-m; L 35, 107; monogr.] II-12
koekje knapkoek: (Maaseik).  knapkok (Helchteren), petit-beurre-tje: pətibø͂ͅrkəs (Helchteren), theekoek: (m.).  tēkok (Helchteren) Bijzondere gerechten voor feestdagen [N 16 (1962)] || Welke benamingen kent u voor koekjes (kaffekoekje, sterreke, waterpletske, peekverjenneke, knapkoek?) Wat zijn de verschillen tussen deze? [N 16 (1962)] III-2-3