22351 |
krijgertje spelen |
lets jagen:
letsjagen (L413p Helchteren),
vangertje spelen:
/
vangertje (L413p Helchteren)
|
tikkertje [SND (2006)] || Ze spelen krijgertje, ... katje enz.: het kinderspel waarbij een kind de andere naloopt en ze tracht te raken. [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
21501 |
krijt |
krijt:
e stuk wit krêt (L413p Helchteren)
|
Een stuk wit krijt. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
21502 |
kroon |
kroon:
krun (L413p Helchteren)
|
een kroon [ZND A2 (1940sq)]
III-3-1
|
26082 |
kruien |
kruien:
krāǝn (L413p Helchteren)
|
Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.]
I-13
|
20712 |
kruim |
deeg:
ps. invuller twijfelt over het antwoord!
dīx (L413p Helchteren)
|
Het zachte binnenste van het brood (kruim?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20806 |
kruimel |
greumeltje:
grummelke broed (L413p Helchteren)
|
kruimel brood [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
17649 |
kruis |
kruis:
krøs (L413p Helchteren),
krø̜̄.s (L413p Helchteren)
|
Een kruis. [ZND A2 (1940sq)] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14]
I-9, III-3-3
|
23203 |
kruisbeeld |
kruisbeeld:
kruisbiëeld (L413p Helchteren)
|
Kruisbeeld. [ZND 22 (1936)]
III-3-3
|
33551 |
kruisbes |
kroenzel:
kroensel (L413p Helchteren)
|
kruisbes [ZND 16 (1934)]
I-7
|
32798 |
kruiselings eggen |
kruisweegs [eggen]:
krø̜̄.swēxs (L413p Helchteren)
|
Bij de bewerking van stoppelland zowel als bij onkruidbestrijding egt men het stuk vaak kruisvormig, d.w.z. in de lengte en in de breedte. Gewoonlijk worden alleen brede akkers op deze wijze bewerkt; wanneer men een smalle akker (ook) in de breedte egt, moet er immers veel vaker gekeerd worden, wat meer tijd vraagt dan wanneer men die akker (nog eens) in de lengte egt. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zij verwezen naar de toelichting op het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 84b]
I-2
|