34004 |
met paard en koets rijden, paardrijden |
rijden:
rē̜.n (L413p Helchteren)
|
Het paard besturen als het voor de koets gespannen is, of als het als rijdier gebruikt wordt. Deze twee begrippen worden terminologisch niet onderscheiden. [JG 1a, 1b; Wi 29; monogr.]
I-10
|
34011 |
met staande kar varen |
met de staande kar varen:
męt ˲dǝ stø̄ndǝ kɛ̄r vǭ.rǝ (L413p Helchteren
[(ouder dan met de wisselkar varen)]
),
met de wisselkar varen:
męt ˲dǝ wesǝlkɛ̄r vǭ.rǝ (L413p Helchteren)
|
Met één paard en twee of drie karren rijden. Als men met twee karren rijdt, haalt het paard met de ene kar een lading bij, terwijl de tweede kar ontladen wordt. Als men met drie karren rijdt, is men, terwijl het paard met een eerste kar onderweg is, op de ene plaats een tweede kar aan het laden en op de andere een derde aan het ontladen. [JG 1a, 1b]
I-10
|
22793 |
met vuur spelen |
met vuur spelen:
met vùur spelen is perêkel (L413p Helchteren)
|
Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
25403 |
metalen broeibak |
weekkuip:
wē̜kǭp (L413p Helchteren)
|
De metalen bak waarin heet water wordt gegoten. In dit water wordt het varken geheel ondergedompeld om de haren los te weken. [N 28, 21; Veldeke 37, 36]
II-1
|
29920 |
metselaar |
metser:
mętsǝr (L413p Helchteren)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|
29921 |
metselen |
metsen:
mɛtsǝ (L413p Helchteren)
|
Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.]
II-9
|
29996 |
metselzand |
metszand:
mɛts˲zant (L413p Helchteren),
zand:
zant (L413p Helchteren)
|
Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.]
II-9
|
32088 |
meubelmaker |
meubelmaker:
mø̄bǝlmākǝr (L413p Helchteren)
|
Ambachtsman die meubels vervaardigt. [N 55, 166a; L 34, 19b; monogr.]
II-12
|
21585 |
mevrouw |
madam (<fr.):
Pierke geyft madam ins e schoen henneke (L413p Helchteren),
Piet geyft madame ins e schoen henneke (L413p Helchteren)
|
Piet (Arie), geef madame nu eens een schoon handje [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
20123 |
miauwen |
lollen:
als ze heet zijn
loͅlə (L413p Helchteren),
miauwen:
miauə (L413p Helchteren)
|
miauwen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|