18264 |
mouw |
mouw:
mauw, mouke (L413p Helchteren),
twie mouwe (L413p Helchteren)
|
een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)]
III-1-3
|
24356 |
mug |
mug:
mug (L413p Helchteren)
|
mug [Willems (1885)]
III-4-2
|
33767 |
muil |
muil:
mø̜̄lj (L413p Helchteren)
|
Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b]
I-9
|
26147 |
muilband |
snuit:
snǭ.t (L413p Helchteren)
|
Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.]
II-11
|
33066 |
muilband, bovenste band van de schoof |
bovenste band:
bōvǝnstǝ [band] (L413p Helchteren)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b]
I-4
|
34223 |
muilkorf voor kalveren |
muilkorf:
mǭlkø̄rf (L413p Helchteren)
|
De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e]
I-11
|
17872 |
muilpeer |
slag op de muil:
slaag op zijn moul (L413p Helchteren),
slag op de smoel:
slaag op zen smoel (L413p Helchteren),
slag op het gezicht:
slaag op zen gezicht (L413p Helchteren)
|
hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
24357 |
muis |
muis:
mōās (L413p Helchteren)
|
muis [Willems (1885)]
III-4-2
|
20122 |
muizen |
muizen:
mouze (L413p Helchteren)
|
de katten muizen [ZND 31 (1939)]
III-2-1
|
33687 |
mulle grond |
malse:
malsǝ (L413p Helchteren)
|
Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.]
I-8
|