22810 |
refrein |
refrein:
refrein (L413p Helchteren, ...
L413p Helchteren)
|
Een refrein (het steeds terugkerende gedeelte van een lied). [ZND 41 (1943)]
III-3-2
|
25183 |
regenen (alg.) |
regenen:
(⁄t waes zoe goed as zeker dat ⁄t) rēgenen zō (L413p Helchteren),
reͅəgənə (L413p Helchteren)
|
regenen [ZND A1 (1940sq)] || Regenen. ¯t Was zo goed als zeker, dat het zou regenen. [ZND 46 (1946)]
III-4-4
|
24308 |
regenworm |
piering:
piering (L413p Helchteren),
worm:
wörm (L413p Helchteren)
|
pier, aardworm [Willems (1885)] || worm [Willems (1885)]
III-4-2
|
21455 |
rekenen |
rekenen:
riëikene (L413p Helchteren),
rèkenen (L413p Helchteren)
|
rekenen [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
24548 |
reseda |
rose dgypte (fr.):
Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal
rozezjiep (L413p Helchteren)
|
[ZND 35 (1941)]
I-7
|
20559 |
rest in het glas |
klatsje:
kletsken (L413p Helchteren)
|
kleine hoeveelheid drank die onder in een glas overblijft [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
24302 |
restant vissen |
snoek:
snòk (L413p Helchteren)
|
snoek [Willems (1885)]
III-4-2
|
24295 |
restant zoogdieren |
das:
das (L413p Helchteren)
|
das [Willems (1885)]
III-4-2
|
34281 |
resten van het eten van dieren |
stront:
stront (L413p Helchteren)
|
[L 34, 77b]
I-11
|
17789 |
reuk |
reuk:
reuk (L413p Helchteren)
|
een reuk [ZND A2 (1940sq)]
III-1-1
|