23207 |
geloven |
geloven:
geluven (L413p Helchteren)
|
Geloven. [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
19099 |
geluk |
geluk:
gəlø͂ͅk (L413p Helchteren)
|
een geluk [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
chanard (fr.):
chançard (L413p Helchteren),
gelukzak:
gelukzak (L413p Helchteren)
|
Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
22441 |
gemaskerd persoon |
vastelavondgek:
vasteleuvedgek (L413p Helchteren)
|
Hoe heet: een gemaskerd persoon? [ZND 31 (1939)]
III-3-2
|
18945 |
gemeen |
gemeen:
gəmen (L413p Helchteren)
|
gemeen [ZND A2 (1940sq)]
III-1-4
|
33670 |
gemeenteweide |
gemeentewei:
gǝmēntǝwē̜ (L413p Helchteren)
|
Weiland dat eigendom is van de gemeente. Een woordtype als vrijwei duidt erop dat men hier als kleine of arme boer zijn koeien vrij kon laten grazen. De informanten van Horn (L 325) en Maasbracht (L 377) zeggen echter dat men eertijds op gemeentewei de koeien kon laten grazen tegen een jaarlijkse vergoeding. [N 14, 60; A 10, 4; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
18165 |
genezen |
beter:
beter (L413p Helchteren),
genezen:
genāēzen (L413p Helchteren),
gəneəzn (L413p Helchteren)
|
genezen [ZND m] || genezen (ww) [ZND A1 (1940sq)] || genezen: De zieke is vandaag een beetje (een weinig) beter [ZND 44 (1946)]
III-1-2
|
20408 |
gepensioneerd (zijn) |
gepensioneerd:
znd 35, 65
gepensionneerd (L413p Helchteren)
|
gepensioneerd; hij is -; op pensioen gesteld [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|
34057 |
geprimeerde stier |
prijsstier:
prɛ̄.sstī.r (L413p Helchteren)
|
Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b]
I-11
|
18939 |
gereed |
klaar:
kleͅər (L413p Helchteren),
vaardig:
veərex (L413p Helchteren)
|
klaar [ZND A2 (1940sq)] || vaardig [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|