24556 |
jeneverbes |
jeneverbeer:
genêverbeer (L413p Helchteren),
jeneverstruik:
-
zjənaevərstro:k (L413p Helchteren)
|
jeneverbes (Juiniperus communis L.) [ZND 34 (1940)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de struik [ZND 49 (1958)]
III-4-3
|
20405 |
jeugd, jongelieden |
jongvolk:
jonkvolk (L413p Helchteren)
|
jeugd, dat is goed voor de jeugd (de jonge lieden) [ZND 36 (1941)]
III-2-2
|
18086 |
jicht |
jicht:
jicht (L413p Helchteren, ...
L413p Helchteren,
L413p Helchteren)
|
jicht [ZND A1 (1940sq)] || reumatiek: hoe heet de gewrichtspijn die vooral bij bejaarde mensen voorkomt (fr. rhumatisme) ? [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
vlug jong:
vløchjoŋ (L413p Helchteren)
|
Vlug jong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
duivelshaar:
dyvəlshōir (L413p Helchteren)
|
Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
34025 |
jong van een rund |
jong:
jǫŋ (L413p Helchteren)
|
[N 3A, 4]
I-11
|
34314 |
jong varken |
bag:
báx (L413p Helchteren)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34551 |
jonge gans |
jonge gans:
joŋ gau̯s (L413p Helchteren)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (L413p Helchteren)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20334 |
jongste kind |
kleinste:
kleinste (L413p Helchteren)
|
jongste kind; hoe heet het jongste kind van het gezin? [ZND 36 (1941)]
III-2-2
|