22702 |
o.l.v.-hemelvaart |
halfoogst:
half oegst (K316p Heppen)
|
Hoe heet bij u de feestdag van O.L.V.-Hemelvaart (15 augustus)? [ZND 17 (1935)]
III-3-2
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
beetje:
bitske (K316p Heppen),
even:
effen (K316p Heppen)
|
even [ZND 34 (1940)]
III-4-4
|
20701 |
oliebol |
smoutbol:
Syst. Frings
smāt˂boͅl (K316p Heppen)
|
Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
26677 |
oliemolen |
slagmolen:
slax[molen] (K316p Heppen)
|
Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.]
II-3
|
33745 |
omheinen |
afmaken:
afmǭkǝ (K316p Heppen)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
19711 |
omheining |
afsluiting:
afslø̜̄teŋ (K316p Heppen),
draad:
drōt (K316p Heppen)
|
De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.]
I-8
|
33792 |
omhulsel van het teellid |
sluis:
sløi̯s (K316p Heppen)
|
Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|
25685 |
omzetten |
omzetten:
ømzętǝ (K316p Heppen)
|
Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c]
I-4
|
25149 |
onbewolkt |
klaar:
kleer (K316p Heppen)
|
klaar, helder [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
33947 |
onderhaam |
onderhaam:
ø̜ndǝrhǭm (K316p Heppen)
|
Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.]
I-10
|