e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heppen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaap schaap: sxōp (Heppen) Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.] I-12
schaapherder schaapshoeder: sxǭpshø̜i̯ǝr (Heppen), schapenhoeder: sxǭpǝnhyi̯ǝr (Heppen), scheper: sxēpǝr (Heppen) [A 48, 18a; L 1, a-m; L 26, 32a; S 13; Wi 2; monogr.]Herder die de schapen hoedt, al of niet in dienst van een baas. Het lemma ''schaapherder'' is reeds behandeld in wld I.6 (1.3.16). Onderstaande gegevens zijn een aanvulling daarop. [N 78, 1; JG 1a, 1b; N 19, L 292 add.; monogr.] I-12, I-6
schaats schaberdijn: schaberdijnen (Heppen) Hoe noemt men de voorwerpen, bestaande uit een ijzer en een houten of metalen voetrust, die men onder de schoenen bindt om op het ijs te kunnen rijden? [Lk 01 (1953)] III-3-2
schaatsijzer {z. toel.}: neen  / (Heppen) Noemt men het stalen onderdeel, dat over het ijs glijdt en dat geregeld geslepen moet worden, met een afzonderlijk woord? Zo ja, hoe luidt dit? [Lk 01 (1953)] III-3-2
schaduw, lommer killeschaai: ps. omgespeld volgens Frings!  kiləsxou̯j (Heppen), lommer: ps. omgespeld volgens Frings!  de [lumər} (Heppen), schaai: cf. WNT s.v. "schade (II) - scha, schaai  schààj (Heppen) (in) de schaduw (zitten) [DC 49 (1974)] || schaduw (donkere vlek achter een persoon) [DC 49 (1974)] || schaduw (lommer) [RND] III-4-4
schafttijd koffietijd: koͅfitɛt (Heppen) schafttijd [RND] III-3-1
schapenboer schaapsboer: sxábzbūr (Heppen) Landbouwer wiens voornaamste bedrijfstak de schapenkweek is. [JG 1a, 1b] I-12
schapenvet reut: Syst. Frings  rit (Heppen) Schapevet (ongel?) [N 16 (1962)] III-2-3
scharrelen dabben: dabǝn (Heppen) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12
schede van de koe vazel: vǭzǝl (Heppen) Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.] I-11