20646 |
varkensvet |
gesmolten vet:
gəsmoͅltə veͅt (K316p Heppen)
|
gesmolten vet [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
keutel (enk):
kø̄tǝl (K316p Heppen),
stront:
stront (K316p Heppen)
|
Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11
|
22648 |
vastenavond |
vastelavond:
vastəlu.vət (K316p Heppen)
|
vastenavond [RND]
III-3-2
|
26650 |
vat |
vat:
vat (K316p Heppen
[(10 kg)]
)
|
Graanmaat. Naar gelang de streek kan de inhoud van een vat verschillen. Voor zover door de invullers opgegeven, is achter het plaatscodenummer tussen ronde haken het aantal kiloɛs vermeld.' [JG 1b; JG 1c; JG 2c; Jan 141; Coe 263; Grof 288; monogr.]
II-3
|
32342 |
vat, ton |
vat:
vat (K316p Heppen)
|
Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.]
II-12
|
21284 |
vechten |
vechten:
fɛxtə (K316p Heppen)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND]
III-3-1
|
34466 |
vechthaan |
vechthaan:
vɛxthǭn (K316p Heppen)
|
Haan in de regel van een bijzonder ras, die afgericht wordt voor hanengevechten. Hanengevechten zijn een Haspengouwse specialiteit. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
34266 |
vee |
beesten:
bi̯ęstǝ (K316p Heppen)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
34270 |
veearts |
veterinair:
vētǝrnē̜r (K316p Heppen)
|
[JG 1a, 1b; Vld.; monogr.]
I-11
|
34267 |
veestapel |
hof:
hōf (K316p Heppen)
|
Al het vee dat op een boerenbedrijf aanwezig is. Vergelijk het lemma ''vee'' (13.11) in deze aflevering. [JG 1a, 1b]
I-11
|