24473 |
blauwe bosbes |
bosbes:
verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2
boschbes (K316p Heppen)
|
bosbes, alg. [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
17986 |
bleek |
bleek:
hè ziet zòè bliëk (K316p Heppen)
|
hij is zo bleek [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
24969 |
blijven wachten |
blijven:
ps. onder de ë staat nog een „; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.
blèëve (K316p Heppen)
|
blijven [ZND 25 (1937)]
III-4-4
|
25113 |
bliksemen |
weerlichten:
het weërlicht (K316p Heppen, ...
K316p Heppen)
|
bliksemen [ZND 21 (1936)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
31184 |
blikslager |
blikslager:
blekslāgǝr (K316p Heppen)
|
Ambachtsman die blik verwerkt en blikken voorwerpen herstelt. [N 66, 55a; Wi 2; L 34, 17a; monogr.]
II-11
|
20693 |
bloedworst |
bloedpens:
bloedpens (K316p Heppen),
Syst. Frings
blutpeͅns (K316p Heppen),
pens:
pɛnsən (K316p Heppen)
|
bloedworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] || Bloedworst (bulling?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24470 |
bloei |
bloei:
blui̯ (K316p Heppen)
|
Opgaven voor de uitdrukking "in (de) bloei staan"; het zelfstandig naamwoord. [L 32, 76; monogr.]
I-4
|
24523 |
bloeien |
bloeien:
(-) bloeit (K316p Heppen),
blui̯ǝ (K316p Heppen),
blø̜i̯ǝn (K316p Heppen),
in de bloei staan:
(-) stoad in de bloei (K316p Heppen)
|
De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] || in bloei staan [ZND 32 (1939)]
I-4, III-4-3
|
20718 |
bloem |
bloem:
blom (K316p Heppen),
Syst. Frings
blūm (K316p Heppen)
|
Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.] || Bloem van het meel (bloem, dons, blom, blons?) [N 16 (1962)]
II-3, III-2-3
|
33611 |
bloementuin |
bloemenhof:
bloemenhof (K316p Heppen)
|
bloemenhof [ZND 27 (1938)]
I-7
|