33159 |
aardappel |
aardappel:
˙ęǝda.pǝl (Q278a Herbesthal)
|
Solanum tuberosum L. De algemene benaming voor het gewas en het produkt. Voor het lemma Aardappel is, naast de vragenlijsten voor het enkelvoud, ook gebruik gemaakt van opgaven voor het meervoud en voor samenstellingen. Voor vormen als jappel, jarpel, jatappel, ja(r)dappel is geen afzonderlijk type geconstrueerd. Ze zijn ondergebracht bij het type aardappel. Elper is opgevat als een metathesis-vorm van de variant erpel; en zo is ook jalper een metathesis van jarpel, zoals kelver voorkomt naast kervel en zulker naast zurkel. Indien niet uitdrukkelijk aangegeven, is het voor de varianten van de typen crompîre en grompeer niet uit de opgaven zelf op te maken of deze eind- dan wel begin-accent hebben. Volgorde in het type aardappel (V staat voor een klinker): 1. -rdVp- (-rtVp-) 2. -dVp- (tVp-) 3. -rVp- 4. -rp- (-rǝp-) 5. -p-. [N 12, 1-4; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17; L 1, a-m; L 1 u, 120; L B2, 354; L 2, 14; L 32, 4; L 34, 8; L 35, 77; L 43, 8; Lu 1, 17; R 3, 27; S 1; Gwn 9, 1; monogr.; add. uit N 18, 64; N M, 15-18; A 21, 1f]
I-5
|
33621 |
anjelier |
flet:
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
flet (Q278a Herbesthal),
groffioel:
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
šrēfiūələ (Q278a Herbesthal)
|
Anjelier, Fr. oeillet, Lat. Dianthus [ZND 15 (1930)]
I-7
|
19819 |
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) |
nelke (d.):
-
nelke (Q278a Herbesthal),
violet:
-
flet (Q278a Herbesthal),
[Eigenlijk Viola (> Cheiranthus cheiri)] -
vlet (Q278a Herbesthal)
|
tuinanjer
III-2-1
|
22689 |
bioscoop |
kino (du.):
Karte 240.
Kino m. (Q278a Herbesthal)
|
(Ich gehe ins) Kino.
III-3-2
|
24875 |
brandnetel |
broedsel:
brutšǝl (Q278a Herbesthal),
brūtšəl (Q278a Herbesthal)
|
(brand)netel [ZND 01 (1922)] || Urtica L. Van dit zeer algemeen voorkomende onkruid bestaan er twee soorten: de grote brandnetel (Urtica dioica L.) en de kleine brandnetel (Urtica urens L.), die in praktijk eigenlijk niet van elkaar onderscheiden worden. De grote of groffe, die van 30 cm tot meer dan 2 m lang kan worden en hierbij afgebeeld is, groeit meer op stikstofrijke, vaak halfbeschaduwde vruchtbare gronden en stortplaatsen. De kleine of fijne -van 15 tot 60 cm hoog- meer op droge plaatsen, op bouwland en in moestuinen. Beide soorten hebben brandharen en grofgezaagde bladeren, die bij aanraking een brandend gevoel veroorzaken. De bloemen zien eruit als groenige trosjes, bij de grote tot enkele centimenters lang en hangend, en bloeien van juni, respectievelijk mei, tot de herfst. [A 13, 11; L 1, a-m; L 1u, 24; L 5, 15; L 15, 2; S 5; Gi 1, 14; monogr.; add. uit S 25; JG 1b]
I-5, III-4-3
|
22875 |
buitenspel |
abseits (du.):
Karte 167.
apseͅ.jts, apsa.jts} (Abseits) (Q278a Herbesthal)
|
Abseits.
III-3-2
|
22645 |
dammen |
dam spelen:
Karte 92.
Dame spielen (Q278a Herbesthal)
|
Dame spielen.
III-3-2
|
22873 |
doel |
tor (du.):
Karte 169.
Tor (Q278a Herbesthal)
|
Tor des Fussballspiels.
III-3-2
|
22876 |
doelman |
tormann, torwart (du.):
Karte 170.
Tormann (-wart, -wärter) (Q278a Herbesthal)
|
Tormann.
III-3-2
|
24862 |
dolle kervel |
toeteloof:
tȳtǝlōf (Q278a Herbesthal)
|
Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.]
I-5
|