e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Herderen

Overzicht

Gevonden: 837
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
naar links haar: hār (Herderen) Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.] I-10
naar rechts hut: høi̯t (Herderen) Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.] I-10
nageboorte van de koe bed: bęt (Herderen) [N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.] I-11
nagewas naschaar: nōǝšǭr (Herderen) Het tweede gewas dat op een veld wordt geteeld nadat men er eerder al geoogst heeft. Bamis is een verkorting van ''Bavo-mis'', ofwel 1 oktober, feest van Sint Bavo; het heeft dan ook de betekenis van "herfst". Vergelijk het lemma ''zaaien, van nagewas'' (2.3). [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
nagras, tweede hooioogst achtermaad: ā.tǝrmōǝ.t (Herderen) De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.] I-3
nek nak: nak (Herderen) Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b] I-9
neteldoek neteldoek: nētǝlduk (Herderen) Oorspronkelijk uit netelgaren, later van licht katoen of mousseline vervaardigd los weefsel in effen binding (Van Dale, pag. 1812). De woordtypen zaandoek, kaasdoek en biestdoek duiden erop dat neteldoek ook gebruikt wordt om melk door te zeven, terwijl berendoek wijst op het feit dat neteldoek dienst kan doen als persdoek bij de bereiding van bessensap. Neteldoek wordt ook gebruikt om kwark te maken. [N 62, 83; N 62,82; N 62, 98; MW; Wi 11; monogr.] II-7
niet drachtig muntig: mø.ntǝx (Herderen) [JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.] I-11
omboorden afbiezen: ǭfbīzǝ (Herderen), omboorden: ombjødǝ (Herderen) Omboorden in het algemeen oftewel het insluiten van een rafelkant met een enkele of dubbele bies en in het bijzonder het met en lint afzetten van een colbert. [N 59, 86; N 62, 17; MW] II-7
omslag omboordsel: ømbjø̜tsǝl (Herderen) Omslag in het algemeen. Boord of rand, doorgaans van verschillende stof of kleur, of met borduurwerk voorzien, welke aan de hals, de mouwen enz. van kledingstukken bevestigd is en bestemd is om omgeslagen of omgevouwen te worden. [N 62, 34e; MW] II-7