26734 |
heizode |
rus:
røš (L384p Herkenbosch),
vlik:
flek (L384p Herkenbosch),
vlink:
vleŋk (L384p Herkenbosch)
|
Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.]
I-8
|
34474 |
hen met kuikens |
broek:
bruk (L384p Herkenbosch)
|
Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
34440 |
herdershond |
schaapshond:
šǭpshǫnjtj (L384p Herkenbosch)
|
Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34438 |
herdersschopje |
schepersschup:
šēpǝršø̜p (L384p Herkenbosch)
|
Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
25151 |
herfstdraden |
herfstvamen:
hérfsvéém (L384p Herkenbosch)
|
herfstdraden [zomervamen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
28632 |
het vlieggat dichtstoppen |
toemaken:
tumākǝ (L384p Herkenbosch)
|
Wanneer men met de kasten of korven reist, stopt men het vlieggat dicht. Bij een kast gebeurt dit afsluiten met een schuif, bij een korf met hooi, gras of gaas. Korven en kasten worden met de onderkant boven en de raten in het verlengde van de as richting voertuig geplaatst (L 265, 289 en 333) en stevig met elkaar verbonden. [N 63, 104d; N 63, 105; monogr.]
II-6
|
19415 |
het vuur doven |
dempen:
⁄t vuur dempe (L384p Herkenbosch)
|
doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)]
III-2-1
|
17776 |
hiel |
vers:
de vaersj (L384p Herkenbosch)
|
voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)]
III-1-1
|
34212 |
hoeden van koeien |
hoeden:
hø̜̄jǝ (L384p Herkenbosch)
|
[N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.]
I-11
|
34619 |
hoepels van de huifkar |
huifrepen:
hufręi̯pǝ (L384p Herkenbosch)
|
Houten hoepels waarover de huif gespannen werd. De hoepels werden in krammen tegen de zijplanken bevestigd. Meestal waren er vijf, waarvan de voorste naar voren helde. [N 17, 74 + 99]
I-13
|