28621 |
uit de rij zetten |
afvliegen:
āf˲vlēgǝ (L384p Herkenbosch),
verplaatsen:
vǝrplātsǝ (L384p Herkenbosch)
|
De korven een meter voor de stal zetten. Door de korven uit de rij te zetten kan men het zwermen van zwermachtige volken ook verhinderen. De meeste vliegbijen komen bij de zwakkere buren terecht. Hierdoor moeten de zwermzuchtige bijen eerst nieuwe vliegbijen zien te krijgen om weer te kunnen zwermen. Vergelijk het lemma Koud Zetten. [N 63, 96a; monogr.]
II-6
|
33716 |
uitgegraven dennenwortel |
knor:
knǭr (L384p Herkenbosch)
|
[R 3, 3; L B2, 344]
I-8
|
28481 |
uitkomen van het broed |
uitbijten:
utbītǝ (L384p Herkenbosch),
uitlopen:
ūtlǫwpǝ (L384p Herkenbosch)
|
Het uit de cellen komen van het rijpe broed. Als het broed rijp is, breekt het uit het stadium van pop. De bij wordt geboren als werkbij, koningin of dar. De werkbij komt na 21 dagen, de koningin na 15 à 16 dagen en de dar na 24 dagen te voorschijn. Soms kan er een kleine speling zijn in deze aantallen. De werkbij knaagt bij stukjes en beetjes het celdekseltje weg, de dar scheurt het zegel met de kaken geheel af en de koninginnepop stoot met één kopbeweging de cel, die eerst is rondgesneden, open. [N 63, 23c; Ge 37, 47]
II-6
|
34349 |
uitslag vertonend |
branderig:
brɛnjǝrǝx (L384p Herkenbosch)
|
Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b]
I-12
|
22343 |
uitsliepen |
uitschelden:
eemes oetsjelle (L384p Herkenbosch),
voor de gek houden:
eine veur de gek haaje (L384p Herkenbosch)
|
uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)]
III-3-2
|
34590 |
uitstekende delen van de trekschei |
tompen:
tømpǝ (L384p Herkenbosch)
|
De delen van de trekschei waaraan de strengen bevestigd worden. [N 17, 25b; N G, 58c]
I-13
|
28560 |
uitwerpselen van de bij |
stront:
štrōnt (L384p Herkenbosch)
|
Ontlasting van de bij. Vooral bekend is de in de winter opgespaarde ontlasting die via de reinigingsvlucht geloosd wordt. Wanneer de bij in uitzonderlijke gevallen de bijwoning bevuilt, noemt men dit roer. [N 63, 56b]
II-6
|
21387 |
unster |
balans:
zakken te wegen
bellans (L384p Herkenbosch)
|
Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|
34061 |
vaars |
vaars:
vɛ̄rš (L384p Herkenbosch)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
28963 |
vademen |
(de/een) naald(e) vamen:
ęjn nǭlj vē̜mǝ (L384p Herkenbosch)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|