e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Herkenbosch

Overzicht

Gevonden: 677
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uit de rij zetten afvliegen: āf˲vlēgǝ (Herkenbosch), verplaatsen: vǝrplātsǝ (Herkenbosch) De korven een meter voor de stal zetten. Door de korven uit de rij te zetten kan men het zwermen van zwermachtige volken ook verhinderen. De meeste vliegbijen komen bij de zwakkere buren terecht. Hierdoor moeten de zwermzuchtige bijen eerst nieuwe vliegbijen zien te krijgen om weer te kunnen zwermen. Vergelijk het lemma Koud Zetten. [N 63, 96a; monogr.] II-6
uitgegraven dennenwortel knor: knǭr (Herkenbosch) [R 3, 3; L B2, 344] I-8
uitkomen van het broed uitbijten: utbītǝ (Herkenbosch), uitlopen: ūtlǫwpǝ (Herkenbosch) Het uit de cellen komen van het rijpe broed. Als het broed rijp is, breekt het uit het stadium van pop. De bij wordt geboren als werkbij, koningin of dar. De werkbij komt na 21 dagen, de koningin na 15 à 16 dagen en de dar na 24 dagen te voorschijn. Soms kan er een kleine speling zijn in deze aantallen. De werkbij knaagt bij stukjes en beetjes het celdekseltje weg, de dar scheurt het zegel met de kaken geheel af en de koninginnepop stoot met één kopbeweging de cel, die eerst is rondgesneden, open. [N 63, 23c; Ge 37, 47] II-6
uitslag vertonend branderig: brɛnjǝrǝx (Herkenbosch) Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b] I-12
uitsliepen uitschelden: eemes oetsjelle (Herkenbosch), voor de gek houden: eine veur de gek haaje (Herkenbosch) uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)] III-3-2
uitstekende delen van de trekschei tompen: tømpǝ (Herkenbosch) De delen van de trekschei waaraan de strengen bevestigd worden. [N 17, 25b; N G, 58c] I-13
uitwerpselen van de bij stront: štrōnt (Herkenbosch) Ontlasting van de bij. Vooral bekend is de in de winter opgespaarde ontlasting die via de reinigingsvlucht geloosd wordt. Wanneer de bij in uitzonderlijke gevallen de bijwoning bevuilt, noemt men dit roer. [N 63, 56b] II-6
unster balans: zakken te wegen  bellans (Herkenbosch) Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)] III-3-1
vaars vaars: vɛ̄rš (Herkenbosch) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vademen (de/een) naald(e) vamen: ęjn nǭlj vē̜mǝ (Herkenbosch) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7