19553 |
lepel |
lepel:
leupel (Q243p Herstappe)
|
Lepel (juiste dialectuitspraak) [ZND 37 (1941)]
III-2-1
|
19125 |
leugen |
leugens (mv.):
dat es leuges (Q243p Herstappe)
|
Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
21506 |
liberaal |
liberaal:
’t es een liberaāl (Q243p Herstappe)
|
Het is een liberaal. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
17869 |
linkshandig persoon |
linkse, een -:
ene leenksche (Q243p Herstappe)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: het is een ... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
18051 |
litteken |
litteken:
lidteeke (Q243p Herstappe)
|
een litteken [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
17721 |
loeren |
lonken:
Bet: loeren (geheimzinnig).
loonke (Q243p Herstappe)
|
lonken (uitspraak en betekenis) [ZND 37 (1941)]
III-1-1
|
20281 |
luiermand |
kinderkorf:
kienerkurf (Q243p Herstappe)
|
korf of mand waarin de doeken of luiers van de kleine kinderen wordt bewaard? [ZND 37 (1941)]
III-2-2
|
33027 |
maaien met de zicht |
zichten:
zixtǝ (Q243p Herstappe)
|
Algemene benamingen voor de handeling van het maaien van het graan met de zicht. Vergelijk ook het lemma ''graan maaien met de zeis'' (4.4.1). De opgaven voor vraag N 15, 16f "slaan met de zicht" zijn grotendeels identiek met die voor de vragen "maaien", of "inkappen". Alleen werkelijke slaan-opgaven zijn ondergebracht in een apart lemma: ''slaan met de zicht'' (4.2.2). Wanneer het woordtype maaien is opgegeven in het zicht-gebied van kaart 19, dan moet dat geïnterpreteerd worden als "maaien in het algemeen"; de specifieke betekenis van maaien is immers "maaien met de zeis"; zie het lemma ''maaien'' (3.1.1) in aflevering I.3, waar alle maaien-opgaven zijn gedocumenteerd. Zie voor de toelichting bij kaart 19 de algemene inleiding bij deze paragraaf. Voor de fonetische documentatie van het woord(deel) [maaien] zie het lemma ''maaien'' (3.1.1) en de klankkaart (kaart 7) in aflevering I.3.' [N 15, 16a; JG 1a, 1b; A 3, 38 en 40d; A 4, 28; A 23, 16; L 4, 38; L 20, 28; L 39, 41; L 48, 34.1; Lu 1, 16; Lu 2, 34.2; R 3, 65; div.; monogr.; add. uit N 15, 16f; L 40, 8]
I-4
|
34393 |
mannelijk schaap |
weer:
węi̯r (Q243p Herstappe)
|
Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.]
I-12
|
21918 |
mannelijke duif |
hoorn:
houn (Q243p Herstappe)
|
Duif, mannelijk. [ZND 39 (1942)]
III-3-2
|