21495 |
griffel |
touche (fr.):
de touche (Q243p Herstappe)
|
De stift, waarmee op die lei wordt geschreven. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
17549 |
grof gebouwde vrouw |
flots:
flots (Q243p Herstappe)
|
Hoe heet een dik en log vrouwmens (machochel, machoechel, of iets anders) ? [ZND 38 (1942)]
III-1-1
|
32923 |
heukeling |
hoopje:
hēǝpkǝ (Q243p Herstappe)
|
Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.]
I-3
|
19782 |
hondenhok |
hondskot:
huntskut (Q243p Herstappe)
|
hondenhok [ZND 38 (1942)]
III-2-1
|
22164 |
hooi |
hooi:
hōi̯ (Q243p Herstappe)
|
Gemaaid en op het veld drogend of gedroogd gras. In de klankkaart is de klankkleur (eerst velair, dan palataal) en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur en lengte staan steeds de diftongen vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht. [N 7, 58; N 14, 88b en 128a; JG 1a, 1b; A 10, 17 en 20; A 16, 1-4; L 1 a-m; L 27, 17; L 34, 70; L 38, 35-36; RND 122; Wi 52; S 14; R (s]
I-3
|
32949 |
hooi binnenhalen |
hooien:
hooien (Q243p Herstappe)
|
De algemene benaming voor het vervoeren van het hooi, van het veld waar het is gemaaid en gedroogd, naar de boerderij waar het zal worden opgeslagen als wintervoer. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. [N 14, 117; A 10, 17; A 16, 4b; L 38, 35; Lu 2, 34 II add.; monogr.]
I-3
|
24329 |
houtworm |
houtworm:
houtwerm (Q243p Herstappe)
|
houtworm, memel [ZND 38 (1942)]
III-4-2
|
21563 |
ijken |
pegelen:
de gewichte pijgele (Q243p Herstappe)
|
De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
25154 |
ijspegel |
ijskiekel:
ijskièkel (Q243p Herstappe)
|
ijskegel [ZND 36 (1941)]
III-4-4
|
18913 |
ijver |
ijver:
hij het veul iever (Q243p Herstappe)
|
Hij heeft veel ijver. [ZND 36 (1941)]
III-1-4
|