e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L330p plaats=Herten

Overzicht

Gevonden: 3377
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
herkauwen herkauwen: hɛrkau̯wǝn (Herten), neringen: nēreŋǝ (Herten), nēreŋǝn (Herten) Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.] I-11
het bakproces ten einde brengen bakken: bakǝ (Herten) De baktijd, de tijd die nodig is om een goed gebakken brood te verkrijgen, is verschillend en afhankelijk van de oventemperatuur, van de grootte van het te bakken brood, van de bij de deegbereiding gebruikte grondstoffen (Schoep blz. 107). [N 29, 49] II-1
het behang insmeren insmeren: enšmē̜rǝ (Herten) Het behangselpapier met behulp van de papborstel met plaksel bestrijken. [N 67, 97a; monogr.] II-9
het eerste zwermen na de voorzwerm weer zwermen: wēr žwɛrmǝ (Herten) Het nazwermen, zodra de voorzwerm eraf is. Dit gebeurt ongeveer acht dagen na de voorzwerm. [N 63, 40a] II-6
het kalf afdraaien uitdraaien: ūtdrɛjǝ (Herten) Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a] I-11
het land aftreden aftreden: aftrę̄i̯ǝ (Herten) Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.] I-1
het luiwerk aanzetten (het) luiwerk aanzetten: lø̜jwęrǝk ānzętǝ (Herten) Het luiwerk in werking stellen. [N O, 26b] II-3
het meubelstuk met spijkers beslaan siernagelen derin slaan: sērnē̜gǝl drenšlǭn (Herten) Het meubelstuk ter versiering met spijkers beslaan. [N 53, 152f] II-12
het paard leiden leiden: lęi̯ǝ (Herten) Het paard leiden of mennen door het met de teugels te sturen. Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [N 8, 100 en 101b; Wi 25; monogr.] I-10
het paard met een dubbele lijn leiden lijn: lin (Herten) Het paard besturen met een lange teugel uit één stuk, die aan de ene kant van het gebit vertrekt, langs de hand van de voerman gaat en langs de andere kant weer aan het gebit bevestigd is (cf. lemma Dubbele Lijn). Bij deze dubbele lijn, die links én rechts naar de hand van de voerder komt, trekt men aan de kant van de richting die het paard moet inslaan. Werkwoorden zoals varen, leiden werden niet altijd opgegeven. [JG 1b; N 8, 101b-c; N 13, 30 en 35] I-10