e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L330p plaats=Herten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaapsschaar schaap(s)scheer: šǭpsšīr (Herten) Bepaalde schaar waarmee men schapen scheert. [N 18, 119; monogr.] I-12
schaar kartelscheer: kartǝlšir (Herten), kleine scheer: klęjn šir (Herten), scheer: šęǝr (Herten), šīr (Herten) Schaar, gereedschap van kleermaker en naaister. Een goede schaar is gemaakt van staal en ijzer. Het snijvlak van de schaar moet van staal vervaardigd zijn. Het bovenoog, waarin de duim rust, is kleiner en ronder dan het onderoog waarin de vingers rusten (Papenhuyzen III, pag. 9). In dit lemma zijn de vragen ø̄Hoe noemt u de schaar in het algemeen?ø̄ (N 59, 16a), ø̄Hoe noemt u de grote schaar?ø̄ (N 59, 16b), en ø̄Hoe noemt u de kleine schaar?ø̄ (N 59, 16c) samengevoegd. Binnen dit lemma zijn de antwoorden onderverdeeld in drie groepen die beantwoorden aan de driedelige vraagstelling. Zie afb. 8. [N 59, 16a; N 59, 16b; N 59, 16c; N 62, 54; L 45, 14; L A2, 317; Gi 1.IV, 22; MW; S 30; monogr.] II-7
schabloneerkwast schabloneerkwast: šablonērkwas (Herten) Kwast die bij het schabloneren wordt gebruikt. Bij dit procédé wordt een in bordpapier of dun plaatmateriaal uitgesneden patroon met verf gevuld. De schabloneerkwast dient van zeer veerkrachtig haar vervaardigd te zijn, niet te klein en middelmatig langharig (Zwiers II, pag. 316). [N 67, 35] II-9
schablonenmes schablonenmes: šablōnǝmɛts (Herten), schablonenmesje: šablōnǝmɛtskǝ (Herten) Mesje dat bij het aanbrengen van letters of afbeeldingen op glas gebruikt wordt voor het uitsnijden van het patroon in de schablonen en mallen. [N 67, 54e] II-9
schapestal, schaapskooi schaapsstal: šǭps[stal] (Herten) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6
scharnier scharnier: šǝrnēr (Herten) Metalen toestel, bestaande uit twee delen die in elkaar grijpen en aan elkaar verbonden zijn door een pen waaromheen zij kunnen draaien. Scharnieren worden gebruikt voor alle delen van ramen en deuren die beweegbaar ten opzichte van elkaar moeten worden verbonden. Men onderscheidt ijzeren en koperen scharnieren; de laatste hebben meestal een ijzeren pen waarom zij draaien. [N 54, 78; monogr.] II-9
scharnierbeitel fitsbeitel: fets˱bęjtǝl (Herten), pivotbeitel: pivǫt˱bęjtǝl (Herten) Hakbeitel waarvan heft en blad uit één stuk staal gesmeed zijn. Het beitelblad heeft aan de voorkant een zeer smalle, schuingeslepen zijde. De beitel wordt gebruikt voor het aanbrengen van smalle sleuven en gaten en vaak ook voor het inhakken van de sleuven voor scharnieren. Zie ook afb. 67. Een holte in een kozijn maken met behulp van de scharnierbeitel werd in Gronsveld (Q 193) infitsen (īnfetšǝ) genoemd. [N 53, 41-42; N G, 27b; monogr.] II-12
scharrelen dabben: dabǝ (Herten), scharren: šorǝ (Herten) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12
schaven schaven: šāvǝ (Herten) In het algemeen het hout bewerken met een schaaf. [N 53, 90; monogr.] II-12
schaven met de fijne blokschaaf poetsen: putsǝ (Herten), scheren: šē̜rǝ (Herten) Hout schaven met de fijne blokschaaf. [N 53, 96] II-12