e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L330p plaats=Herten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
te nat natsig: nē̜tsex (Herten), rot: rot (Herten) Gezegd van deeg. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 29b; monogr.] || Het lemma valt uiteen in verschillende grammaticale categorieën. De eerste categorie benamingen is bijvoeglijk van aard. De tweede groep bestaat uit opgaven die een zelfstandigheid aanduiden en de derde groep bestaat uit werkwoorden. [N 29, 67; monogr.] II-1
te snel verwerkt alles scheeftrekken: (het vlees) trękt alǝs šęjf (Herten), te slap: tǝ šlap (Herten) Het slachtvee moet, nadat het is gedood en uitgeslacht, een poos besterven. Pas als het vlees door en door koud is geworden kan het verwerkt worden. Doet men dit eerder, dan is de smaak van het vlees minder en bederft het veel sneller. Bovendien laat niet afgekoeld vlees zich veel moeilijker snijden dan koud vlees, dat immers steviger is. [N 28, 96; monogr.] II-1
te strakke mouw te enge mouw: tǝ eŋǝ muw (Herten) Mouw die te strak zit. [N 59, 130b] II-7
te veel zwermen zich kapotzwermen: zich kapotzwermen (Herten) Het te veel zwermen van een volk. Wanneer een volk te veel zwermt, verzwakt het. Elke zwerm is een splitsing en daardoor een verzwakking van het moedervolk. Wanneer een volk zo sterk achteruitgaat in bijental, dat het zich niet meer kan handhaven, heeft het zich doodgezwermd. [N 63, 39d] II-6
te ver doorschuren doorschuren: dōršūrǝ (Herten), te diep schuren: tǝ dēp šūrǝ (Herten) Te veel hout wegschuren zodat er ofwel een gat in het fineerhout ontstaat, ofwel witte vlekken gevormd worden in massief hout. [N 53, 155b] II-12
te wijde mouw te wijde mouw: tǝ wi-jǝ muw (Herten) Mouw die te wijd is. [N 59, 130a] II-7
teelballen, testes bollen: bø̜l (Herten), kloten: klūǝtǝ (Herten) [JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38] I-9
teellid schacht: šax (Herten) Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b] I-9
teentreder teentreder: tēntrę̄i̯ǝr (Herten) Paard met naar binnen gedraaide hoeven, waarvan het het voorste deel eerst op de grond zet, omdat een achterpees lam is; daardoor heeft het geen vlotte gang. [N 8, 84b] I-9
teerkwast bokkepoot: bukǝpoat (Herten), bukǝpuǝt (Herten) Kwast met ronde, stijve, korte haarbundel in een ijzeren beugel, die onder een hoek van ongeveer 450 aan een lange steel is bevestigd. De kwast wordt gebruikt voor teerwerk. [N 67, 43d] II-9