32965 |
telen, verbouwen |
telen:
tēlǝ (L330p Herten),
verbouwen:
vǝrbuu̯ǝ (L330p Herten)
|
Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.]
I-4
|
26248 |
tempel |
temper:
tęmpǝr (L330p Herten)
|
Het lange, zware hout om de roeden of de as op te tillen. [N O, 35a]
II-3
|
30619 |
temperen |
mengen:
meŋǝ (L330p Herten),
temperen:
tɛmpǝrǝ (L330p Herten)
|
Het vermengen van de droge verfstoffen met olie. [N 67, 26a]
II-9
|
30622 |
tempermes |
tempermes:
tɛmpǝrmɛts (L330p Herten)
|
Dun, meer of minder veerkrachtig, geheel plat mes met afgerond uiteinde. Het tempermes wordt door de schilder gebruikt om kleine hoeveelheden verf te mengen en om gewreven verf van de wrijfsteen af te schrapen. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Olieverf'. [N 67, 26f]
II-9
|
30373 |
tengels |
rachellatten:
rǭxǝllatǝ (L330p Herten)
|
Smalle, in L 210 ongeveer 5 cm brede en 2 cm dikke latten, die met een tussenruimte van 5 à 10 cm tegen de balklaag worden gespijkerd. Zij vormen volgens de invuller uit L 210 de basis voor een glad plafond dat uit riet is gemaakt. [N 54, 146b; monogr.]
II-9
|
17632 |
tepel |
deem:
dēm (L330p Herten, ...
L330p Herten),
tepel:
tēpǝl (L330p Herten)
|
[L 49, 6b; A 30, 6b; Ge 1, 6b]Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40]
I-12, I-9
|
34452 |
tepel van een geit |
deem:
dēm (L330p Herten)
|
[L 49, 6c; A 30, 6c; Ge 1, 6c; monogr.]
I-12
|
34320 |
tepel, tet |
deem:
dēm (L330p Herten),
mem:
mɛm (L330p Herten)
|
Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.]
I-12
|
30594 |
terpentijn |
terpentijn:
tɛrpǝntīn (L330p Herten),
tɛrpǝtīn (L330p Herten)
|
Vluchtige vloeistof, bestaande uit een mengsel van sterk onverzadigde koolwaterstoffen. Als grondstof voor de bereiding ervan dienen de harsen die men uit verschillende pijnbomen wint. Terpentijn wordt gebruikt als verdunningsmiddel voor verf en voor de bereiding van matverven. Aan glansverf en vernis wordt terpentijn toegevoegd om de verf te verschralen en daardoor zakken te voorkomen. [N 67, 17a; L 8, 5; monogr.]
II-9
|
30595 |
terpentine |
kunstterpentine:
kønstɛrpǝntīn (L330p Herten),
kønstɛrpǝtīn (L330p Herten),
peut:
pø̄t (L330p Herten)
|
Algemene benaming voor de verschillende vervangingsmiddelen van terpentijn zoals benzine, benzol en toluol. [N 67, 17b]
II-9
|