31989 |
borderel |
borderel:
bǫrdǝręl (L330p Herten),
maatlijst:
mǭtlī.s (L330p Herten),
matenlijst:
mǭtǝlī.s (L330p Herten)
|
Lijstje waarop de maten staan genoteerd, bijvoorbeeld wanneer hout met behulp van de smetlijn afgetekend moet worden. [N 53, 204c]
II-12
|
27335 |
boren |
boren:
bǭrǝ (L330p Herten)
|
[N 53, 180a; monogr.]
II-12
|
26141 |
borst |
borst:
bǫrst (L330p Herten),
borstroede:
bǫrsrōj (L330p Herten)
|
Elk van de korte, zware balken door de askop, waaraan lange dunne balken met daaraan de hekwerken, bevestigd worden. Zie ook afb. 36 en 37. [N O, 1d; A 42A, 61; Sche 31] || Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9, II-3
|
31620 |
borstel voor paardenhoeven |
hoevenborstel:
hōvǝbø̜stǝl (L330p Herten)
|
Borstel voor het insmeren van de paardenhoeven met hoefsmeer, afgewerkte of verbrande olie, etc. Zie ook het volgende lemma. [N 33, 216]
II-11
|
30171 |
borstelwerk |
borstelvoegwerk:
bø̜rstǝlvōxwęrǝk (L330p Herten)
|
Wijze van voegen waarbij het oppervlak van de voeg een ruwe structuur vertoont. De voeg wordt daartoe eerst met mortel meer dan volgezet, vervolgens met de zijkant van de voegspijker gelijk met de voorkant van de steen afgestreken en tot slot met een borstel afgeborsteld. Voegen die op deze wijze waren gemaakt werden in Q 83 'Hollandse voegen' genoemd. Ze waren volgens de zegsman slecht van kwaliteit. [N 32, 34c; monogr.]
II-9
|
26017 |
borstnaald |
naald:
nǭlj (L330p Herten)
|
De balk die loodrecht door het midden van het stormeinde is bevestigd. Zie ook afb. 14. [N O, 44b; A 42A, 86 add.]
II-3
|
33988 |
borstnet |
borstnet:
bǫrstnęt (L330p Herten)
|
Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b]
I-10
|
33969 |
borstriem |
trekband:
tręk˱banjtj (L330p Herten)
|
Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52]
I-10
|
33968 |
borsttuig |
borstgescheer:
bors˲gǝšīr (L330p Herten)
|
Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51]
I-10
|
29975 |
borstwering |
borstwering:
borswē̜reŋ (L330p Herten),
bǫrswē̜reŋ (L330p Herten),
schermplank:
šɛrǝmplaŋk (L330p Herten)
|
Het 70 tot 100 cm hoge, gemetselde bovenstuk tussen zoldervloer en dak. Zie ook afb. 49a. [N 31, 34e; N 54, 155] || Leuning in de vorm van een plank die op ongeveer 1 meter hoogte boven de steigervloer aan de binnenkant van de staanders wordt bevestigd. Zie ook afb. 18. [N 32, 3f; monogr.]
II-9
|