e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L330p plaats=Herten

Overzicht

Gevonden: 3377
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doorgestikte naad siernaad: sērnǭt (Herten) Doorgestikte naden als decoratie. Naden worden doorgestikt aan de goede kant van de stof. Doorstikken is een uitstekende techniek voor het accentueren van een bepaald detail, het plathouden van de naadtoeslagen en het decoreren van effen stof (Het Beste Naaiboek, pag. 152). [N 59, 58] II-7
doorharden hel worden: hɛl wē̜rǝ (Herten) Gezegd van een verflaag die het drogingsproces van vloeibaar naar vast ondergaat. [N 67, 74d] II-9
doormalen doormalen: dōrmālǝ (Herten) Alles wat er te malen is, afmalen. [N O, 36f] II-3
doorn helle plek: hɛl plęk (Herten) Een harde plek in de steen. [N O, 18n] II-3
doorschieten schieten: šētǝ (Herten), schuiven: šȳvǝ (Herten) Het vanuit de aar doorgroeien van de graanplant. [JG 1a; monogr.] || Het verschuiven van de roede in de askop tijdens het draaien. Dit kan gebeuren doordat de spieën bijvoorbeeld ten gevolge van droogte los gaan zitten. [N O, 7s] I-4, II-3
doorschieter doorwassen: dōrwasǝ (Herten), doorwasser: dōrwęsǝr (Herten) Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.] I-5
doorslaan doorslaan: dōršlǭn (Herten), steken inslaan: štēkǝ enšlǭn (Herten) Het aangeven van de lijnen met een dubbele draad of door middel van een doorslagsteek. [N 59, 51a; N 62, 6] || Het doordringen van aniline door nieuw opgebrachte verflagen. [N 67, 12c] II-7, II-9
doorslag doorslag: dōršlāx (Herten), drijver: dr ̇īvǝr (Herten) Werktuig waarmee gaten in een metaalplaat gemaakt kunnen worden. De doorslag is een stalen stift met een vlakke punt die rond, halfrond, drie- of vierkantig kan zijn. Door met een hamer op de bovenzijde van de doorslag te slaan ontstaat in het plaatmateriaal een gat. De doorslag kan ook van een steel zijn voorzien; hij wordt dan vooral gebruikt om gaten in gloeiend ijzer te maken. Zie ook afb. 53. Bij het werken met de doorslag wordt het materiaal ondersteund door een onderlegplaat of een stuk kops hout. Vgl. ook het lemma "onderlegplaat". Zie ook het lemma "holpijp". Dit werktuig lijkt, wat vorm betreft, veel op een doorslag, maar verschilt in zijn werking: een doorslag maakt gaatjes door het wegdringen van het omgevende materiaal terwijl de holpijp een gaatje uitsnijdt. [N 33, 220a-b; N 33, 326; N 64, 72; monogr.] II-11
doorslag, drevel drijver: drīvǝr (Herten) Stalen stift met aan de onderzijde een enigszins kegelvormig uiteinde, waarmee men de koppen van spijkers in het hout drijft. [N 54, 139b; monogr.] II-9
doppen doppen: dǫpǝ (Herten) Het aanbrengen van kleine vlekjes verf met behulp van een spons. [N 67, 80a] II-9