e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L330p plaats=Herten

Overzicht

Gevonden: 3377
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gele lupine filipinen: følǝ`pinǝ (Herten), lupinen: ly`pinǝ (Herten) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gele voederwortel paardsmoren: pɛ̄rsmūrǝ (Herten) Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.] I-5
gelijkvijlen, gelijkraspen bijwerken: bīwerǝkǝ (Herten), gelijkvijlen: gǝlīk˲vīlǝ (Herten), gladvijlen: glɛt˲vīlǝ (Herten) Met een houtvijl of houtrasp een werkstuk mooi gelijkmaken, bijvoorbeeld nadat onderdelen daarvan zijn samengevoegd. [N 53, 158c] II-12
gepachte hoeve, pachtgoed gepachte hof: gǝpɛx˱djǝ [hof] (Herten), pachthof: paxthǭf (Herten) Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1] I-6
geperforeerd glas geperforeerd glas: gǝpɛrforērtj ˲glās (Herten) Gegoten vensterglas met trechtervormige openingen dat voor ventilatiedoeleinden wordt gebruikt. [N 67, 89j] II-9
gereedschap waarmee men de darmen schoonmaakt plankje: plankje (Herten) Behalve de voorafgenoemde gereedschappen ''mes'', ''lepel'', ''balein'' en ''(haar)speld'' (zie de desbetreffende lemmata) gebruikt men nog verschillende andere middelen om de darmen schoon te maken. In ieder geval moeten de voorwerpen bot zijn, omdat een scherp gereedschap de darm gemakkelijk zal beschadigen. [N 28, 118] II-1
gereedschap waarmee men invet borstel: børstǝl (Herten) De borstel, lap, vod enz. waarmee olie, vet, boter enz. op bakblik, bakplaat e.d. worden aangebracht. [N 29, 38b] II-1
gereedschapsgleuf werklade: werǝklāj (Herten) De gleuf aan de achterkant van het werkbankblad, waarin gereedschap kan worden gelegd. Zie ook afb. 113. [N 53, 208b; monogr.] II-12
gereedschapskist geschierkist: gǝšīǝrkes (Herten) Kist waarin de schilder zijn gereedschap opbergt. [N 67, 99e] II-9
geren geren: gejrǝ (Herten), gīrǝ (Herten) Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10] II-7