e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Herten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruien (de molen) kruien: kryjǝ (Herten), kruien: kryi̯ǝ (Herten), kryjǝ (Herten), op de wind zetten: ǫp ǝ wenjt ˲zetǝ (Herten) De molen of molenkap draaien met als doel de wiekenas in de windrichting te plaatsen. [N O, 30i; N O, 30k; A 42A, 56; monogr.] || Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13, II-3
kruiketting, kruitouw kruisketting: krytskęteŋ (Herten) De op de kruias bevestigde ketting waarmee de molen of de molenkap wordt verplaatst. In l 289 en l 377 gebruikte men daartoe geen ketting maar een touw, in l 316 een kabel. [N O, 30b; N O, 30c; N O, 30d; A 42A, 57; monogr.] II-3
kruipalen kruipalen: krypø̜̄l (Herten) De rondom de molen in de grond geplaatste, korte houten, stenen of ijzeren palen, waaraan de kruikettingen of kruitouwen worden vastgemaakt. [N O, 30e; A 42A, 59; monogr.] II-3
kruipen kruipen: krūpǝ (Herten) Het langzaam lopen van de molen. [N O, 13f] II-3
kruis kruis: kryts (Herten), krȳts (Herten) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14] I-11, I-9
kruisarmen bintjes: bintjes (Herten) De vier gekruiste balken in het midden van het aswiel. Zij zijn zodanig samengevoegd dat in het midden een vierkante opening gevormd wordt waarin de molenas bevestigd kan worden. Vgl. afb. 49 en 50. Zie ook de lemmata ɛarmenɛ en ɛkruisarmen van het spoorwielɛ. Het betreft daar onderdelen van respectievelijk de watermolen en de rosmolen.' [N O, 11d; A 42A, 9; N O, 11e] II-3
kruisarmen van het spoorwiel kruisarmen: krȳts˱ ɛrm (Herten) De vier gekruiste balken midden in het spoorwiel van de rosmolen. [N D, 27] II-3
kruisbeen kruisbeen: krytsbɛi̯n (Herten) Heiligbeen, os sacrum; één der beenderen van het bekken. Het is een driehoekig beenstuk, ontstaan uit de vergroeiing van vijf wervels. [N 3A, 110a] I-11
kruisbeitel kruisbeitel: krȳts˱bęjtǝl (Herten) Beitel zonder handvat waarvan de beide uiteinden naar de tegenovergestelde kant haaks omgebogen zijn. De twee sneden vormen daarbij ten opzichte van elkaar een kruis. De kruisbeitel wordt gebruikt om met behulp van een hamer op moeilijk bereikbare plaatsen uitsparingen te hakken. Zie ook afb. 68. [N 53, 44] II-12
kruisen spijlen bijsteken: špi.lǝ bi-jštę̄kǝ (Herten), spijlen bijsteken in het kruis: špi.lǝ bi-jštę̄kǝ en ǝt krȳts (Herten) De spijlen op verschillende hoogtes kruisvormig in de korf steken. Het aanbrengen van spijlen in de bisschopskorf en zwanehals kan men alleen door middel van kruisspijlen. In andere gevallen brengt men ze aan om de korfdoek bol te spannen. [N 63, 7b] II-6