30698 |
ladderbankje |
leiderbankje:
lɛjǝrbɛŋkskǝ (L330p Herten)
|
Plankje met uitklapbare steun dat met behulp van haken aan de sporten van de ladder bevestigd kan worden. Op deze wijze ontstaat een horizontaal vlak waarop gereedschap kan worden gelegd of dat de basis kan vormen voor bijvoorbeeld een loopplank. [N 67, 63k]
II-9
|
30701 |
ladderschoen |
leiderschoen:
lɛjǝršōn (L330p Herten),
leidervoetje:
lɛjǝrvø̄tjǝ (L330p Herten)
|
Kunststof dop aan de onderzijde van de zijbalken van een ladder die verhindert dat de ladder in uitgeklapte toestand kan gaan schuiven. [N 67, 63n]
II-9
|
28866 |
lade in de kleermakerstafel |
lade:
lāj (L330p Herten)
|
De lade in de kleermakerstafel, waarin men opbergt wat nog niet wordt behandeld. Volgens de informant van Q 198 was er geen lade in de tafel. [N 59, 1b]
II-7
|
32135 |
ladegreep |
handvat:
hantj˲vat (L330p Herten)
|
Handvat waarmee men een lade kan openen. Een ladegreep wordt met de hele hand vastgehouden, een ladetrekker slechts met enkele vingers. Zie ook afb. 161. [N 54, 108a-b; monogr.]
II-12
|
27367 |
laden |
laden:
lāi̯ǝ (L330p Herten)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
32447 |
lage klomp |
lage klomp:
līǝgǝ [klomp] (L330p Herten)
|
Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.]
II-12
|
33702 |
lage, natte plekken in moeras |
zomp:
zomp (L330p Herten)
|
De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b]
I-8
|
33680 |
lage, natte zandgrond |
broek:
brōk (L330p Herten),
moerasgrond:
murasgronjtj (L330p Herten),
zure grond:
zūrǝ gronjtj (L330p Herten)
|
[N 27, 35; R 3, 5]
I-8
|
30067 |
lagenmaat |
lagenmaat:
lǭgǝmǭt (L330p Herten)
|
De dikte van één baksteen plus één lintvoeg. Zie ook afb. 28 en 41. [N 31, 8a; N 31, 7c; monogr.]
II-9
|
30068 |
lagenverdeellat |
hoogteverdeellat:
hø̄xtǝvǝrdęjllat (L330p Herten)
|
Maatlat die is onderverdeeld in eenheden die ieder de dikte van één baksteen plus één voeg groot zijn. De lagenverdeellat heeft doorgaans een lengte van 1,10 m en wordt door de metselaar tegen de profielen gehouden om de laagverdeling daarop te kunnen aftekenen. Deze werkzaamheden werden in Q 3 'voegen aftekenen' ('vugǝ ǭftēkǝnǝ') en in L 414 'aftekenen' ('āftīkǝnǝ') genoemd. Zie ook afb. 28. [N 31, 8a; N 31, 8b; N 31, 7c; monogr.; div.]
II-9
|