28525 |
motzwerm |
motzwerm:
motžwɛrm (L330p Herten)
|
Volk dat zijn bijenwoning verlaat, omdat het door de wasmot is aangetast. [N 63, 37d]
II-6
|
25664 |
mout |
mout:
māt (L330p Herten)
|
Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.]
II-2
|
18264 |
mouw |
hazesprong:
hāzǝšprøŋk (L330p Herten),
mouw:
muw (L330p Herten)
|
Gezwel, met name een vochtophoping, aan de achterzijde van het spronggewricht. Bij een jong paard kan een overvuld kniegewricht wel eens van voorbijgaande aard zijn, maar meestal is het een ernstige aandoening waarbij geen verbetering optreedt. Zie afbeelding 16. [A 48A, 54e; N 8, 32.10, 32.11, 90g, 90h, 90i en 90j; monogr.] || Mouw van bijv. een colbert of japon. [N 59, 126; N 62, 34a; MW]
I-9, II-7
|
29063 |
mouwkop |
mouwkop:
muwkop (L330p Herten)
|
Het gedeelte van de mouw van het colbert dat in de armsgatuitsnijding wordt ingewerkt. [N 59, 128]
II-7
|
28935 |
mouwlengte |
mouwlengte:
muwleŋdjǝ (L330p Herten)
|
Dames- en herenmaat, genomen bij en na de halve rugbreedte en de ellebooglengte. Zie afb. 25. [N 59, 47a; N 62, 2b]
II-7
|
29070 |
mouwomslag, manchet |
manchet:
manchet (L330p Herten),
omslag:
omšlāx (L330p Herten)
|
Verlengstuk aan het einde van een mouw; vaak afzonderlijk, en dan al of niet aan de mouw vastgemaakt. [N 62, 34d; N 59, 134; MW]
II-7
|
28903 |
mouwplank |
mouwplankje:
muwplęŋkskǝ (L330p Herten)
|
De mouwplank gebruikt men voor het openpersen van de mouwnaden; zij wordt daartoe in de mouwen gestoken. De informant van L 416 zegt een mouwplank met één poot te gebruiken. Zie ook het lemma ɛpersplankɛ. Zie afb. 16.' [N 59, 19d]
II-7
|
29066 |
mouwsplitje |
split:
šplet (L330p Herten)
|
Het splitje onder aan de mouw van het colbert. [N 59, 131a]
II-7
|
29069 |
mouwvoering aannaaien |
aanslaan:
ānšlǭn (L330p Herten)
|
De voering van de mouw aan het armsgat hechten. [N 59, 127]
II-7
|
26147 |
muilband |
strop:
štrop (L330p Herten)
|
IJzeren band rondom de borst en de las. Zie ook afb. 36. [N O, 1k]
II-3
|