e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Herten

Overzicht

Gevonden: 3449
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bietenkuil krotenkuil: krǫtǝkul (Herten) Zoals aardappelen worden ook bieten ingekuild. Hier staan enkele opgaven voor deze kuil bijeen. Vergelijk vooral het lemma Aardappelkuil. I-5
bietenloof, bladerkroon koppen: kø̜p (Herten), krotenbladeren: krǫtǝblāi̯ǝr (Herten), krotenkoppen: krǫtǝkø̜p (Herten) De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48] I-5
bietenmolen krotenmolen: krǫtǝmø̄lǝ (Herten) Instrument om voerderbieten in brokken te malen zodat de beesten deze eten kunnen. [N 18, 108; add. uit N 5A, 34d] I-5
bietenplantjes krootjes: krøtjǝs (Herten) Bietenplantjes als ze pas opgekomen zijn en uitgedund moeten worden. [N 12, 44; monogr.] I-5
bietenplantjes uitdunnen afzetten: āfzetǝ (Herten), uitdunnen: utdønǝ (Herten) Uit de rijen jonge plantjes telkens enkele exemplaren weghalen zodat de overgebleven bietenplantjes meer ruimte krijgen om uit te groeien. Doorgaans wordt dit werk in twee fases gedaan. Eerst wordt met de schoffel of de hak op regelmatige afstanden de rij plantjes over de breedte van de schoffel onderbroken. Van de overgebleven groepjes wordt dan iets later alleen het beste plantje overgehouden; de andere worden met de hand uitgetrokken. Tegelijk wordt dat geselecteerde plantje extra aangezet. Intussen wordt, zoals op het aardappelveld, regelmatig onkruid gewied; zie de toelichting bij het lemma Aanaarden. Het object van de handeling is steeds bieten, bietenplantjes. [N 12, 45; N Q, 8; JG 1b; monogr.; add. uit N 15, 2] I-5
bietenriek krotenriek: krǫtǝrēk (Herten) Riek om bieten mee te verplaatsen. Doorgaans met minder tanden dan de aardappelriek, maar wel met bolletjes aan de uiteinden van de tanden om de bieten niet te beschadigen. Bij krotengaffel, achter in het lemma, wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat het stuk gereedschap 8 tot 10 tanden heeft. Vergelijk ook de toelichtingen bij de lemmaɛs Aardappelriek en Bietenkopper. [N 18, 25a, 25b en 64; JG 1d; A 28, 3; monogr.] I-5
bietenrooier krotenriekje: krǫtǝrēkskǝ (Herten) Het stuk gereedschap dat werd gebruikt bij het uittrekken van de bietenknollen, voordat dit werk gemechaniseerd werd. Het is een ronde gaffel met een korte steel. Men steekt de gaffel naast de biet in de grond, drukt deze met de rechterhand omlaag en trekt tegelijk met linker de knol aan het loof omhoog. Bij mesthaak: in L 216 voegt men aan de opgave toe: "men gebruikte er de tweetandige mesthaak voor". [N 18, 33; monogr.] I-5
biezentrekpen biezenpen: bizǝpɛn (Herten), trekpen: trękpɛn (Herten) Instrument gevuld met olieverf, waarmee men zeer fijne biezen kan trekken. [N 67, 48a] II-9
biggen werpen baggen: baqǝ (Herten) Biggen ter wereld brengen. [N 19, 13; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; N C, add.] I-12
biggengriep griep: grip (Herten) Een besmettelijke ziekte. De voornaamste verschijnselen zijn ontsteking van het oogslijmvlies, sufheid, hoest en diarree (WBD I.6, blz. 858). [N 52, 8; A 48a, 12g; monogr.] I-12