e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Herten

Overzicht

Gevonden: 3449
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwerm bijenzwerm: bi-jǝžwɛrm (Herten), zwerm: žwɛrm (Herten) Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.] II-6
zwermen zwermen: žwɛrmǝ (Herten) Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.] II-6
zwermrijp zwermrijp: žwɛrmrī.p (Herten) Zwermrijp, gezegd van een volk dat op het punt staat om te gaan zwermen. [N 63, 39a; N 63, 38b] II-6
zwermtraag zwermtraag: žwɛrmtrǭx (Herten) Zwermtraag, gezegd van een volk dat niet of nauwelijks wil zwermen. Een dergelijk volk zet slechts enkele of geen moercellen aan. [N 63, 39c] II-6
zwichtlatten zwichtlatjes: žwextlętjǝs (Herten) Een of meer kleine, langse latjes die bijna aan het uiteinde van het hekken zijn bevestigd. In l 265 waren de zwichtlatten onbekend. [N O, 2f] II-3
zwiepingen schoorlatten: šō.rlatǝ (Herten) De houten latten waarmee het profiel loodrecht wordt vastgezet. Zie ook afb. 28. [N 31, 7b; monogr.] II-9
zwijmelen schravelen: šrāvǝlǝ (Herten), zwijbelen: žwibǝlǝ (Herten) Het heen en weer gaan van de standerd. [N O, 42m] || Onvast, langzaam en met moeite gaan, zonder richting te houden. [N 8, 73 en 83] I-9, II-3
zwik zwik: žwe̜̜k (Herten) De iets naar buiten staande punt van een hoefnagel. [N 33, 369] II-11
zwoord zwaard: zjwaars (Herten, ... ), Syst. WBD  zjwaars (Herten) De zwoord, van het spek (zwaart, zwaort?) [N 16 (1962)] || zwoerd (van spek) [N 07 (1961)] || zwoord (spek~) [SGV (1914)] III-2-3